Commis­sie­bij­drage Stede­lijke ontwik­keling Program­ma­be­groting 2016


13 oktober 2015

Dit college wil een groene, slimme en gezonde stad.

In de PGB lezen we dat bij investeringen door corporaties betaalbaarheid, beschikbaarheid, duurzaamheid en kwaliteit centraal staan. Wat de PvdD betreft mag er in de volgorde van deze criteria wel iets gewijzigd worden, want duurzaamheid en kwaliteit zouden wat ons betreft voorop moeten staan.

Om een prettige leefomgeving te zijn heeft Utrecht méér natuur nodig in plaats van minder. Groenstroken, sloten, plassen, parken en natuurgebieden zijn belangrijk voor de leefbaarheid. Bouwen in groen moet daarom duurder worden dan bouwen in rood. In projecten waarbij de gemeente opdrachtgever is moeten natuurdoelstellingen worden gesteld, zoals de aanleg van groene daken, bomen en struiken in de straat, nestgelegenheid voor dieren en natuurspeelplaatsen voor kinderen. Dergelijke natuurdoelstellingen moeten dan ook opgenomen worden in de bestemmingsplannen. Graag op bovengenoemde punten een reactie van de wethouder.

In de PGB lezen we dat door intensief in de stad te bouwen, de stad vitaal, gedifferentieerd en bij de tijd blijft en het omringende landschap ontzien wordt (p. 49). Op zich is de PvdD natuurlijk blij dat het college het omringende landschap wil ontzien, maar waarom ten koste van de stad? Is er niet al genoeg bebouwing in de stad, en zouden we de stad en haar inwoners niet moeten ontzien, door niet intensief te gaan bouwen, maar door te kijken welke bebouwing er al is en hoe we deze bebouwing kunnen renoveren en herontwikkelen, en tegelijkertijd meer groen in de stad kunnen realiseren? De gemeente wil immers een “groene en gezonde stad”.

Volgens ons is de gemeente geen bedrijf. Niet economische groei, maar een duurzame, schone en groene samenleving zou het doel moeten zijn. Niet cijfers, maar zorgvuldigheid, duurzaamheid en dienstbaarheid moeten leidend zijn bij beslissingen. Bij het verkopen van gemeentelijk vastgoed om daarmee een economische meerwaarde te realiseren, zoals gesteld in prestatiedoelstelling 1.2.2., vinden we het belangrijk dat alleen dat vastgoed wordt verkocht dat geen maatschappelijke functie meer heeft of zou kunnen krijgen. Daarnaast vinden we het van belang dat er bij de verkoop voorwaarden gesteld worden aan duurzaamheidscriteria waar bij verbouwing van de panden rekening mee gehouden moet worden. Graag een reactie van de wethouder op dit voorstel.

Daarnaast willen we in het kader van Stedelijke ontwikkeling ook aandacht vragen voor braakliggend terrein. Braakliggende bouwterreinen zijn bij uitstek geschikt voor kleinschalige bewonersinitiatieven. Kunnen deze terreinen tijdelijk beschikbaar worden gesteld voor bijvoorbeeld stadslandbouw, natuurontwikkeling, bijenveldjes of collectief beheerde parken of speelplaatsen?

Bij het bespreken van het stationsgebied heb ik onze visie op leegstand al uiteengezet, maar hier toch nog een paar punten:

Leegstand, en dan met name leegstand op bedrijventerreinen is een groot probleem. Een voorbeeld: onlangs ontvingen wij bijvoorbeeld bericht van een eigenaar van een pand van 1000 vierkante meter kantoorruimte op Nieuw Overvecht. Hiervan is 400 vierkante meter verhuurd aan een kerkgenootschap (Evangeliegemeente de deur) dat daar allerlei maatschappelijke activiteiten ontplooit, maar nu door Toezicht en Handhaving opgedragen is een andere locatie te zoeken omdat hun activiteiten in strijd zijn met het vigerende bestemmingsplan. Wij vinden dit te gek voor woorden dat een initiatief dat leegstand tegengaat en bovendien een maatschappelijke bijdrage levert aan de wijk op deze manier op straat wordt gezet. Is de wethouder bereid zich in te zetten om deze situatie op te lossen?

Ook gaf de eigenaar van dit pand aan dat de gemeente niet reageert op haar verzoek in overleg te gaan over de realisatie van studenten- en starterswoningen in dit pand dat tegen de wijk Overvecht aanligt. Het Fonds Toevoegen Woonruimte bestaat, maar is blijkbaar onvoldoende toegankelijk of beschikbaar. Is de wethouder het met de PvdD eens dat dat er door de gemeente veel meer initiatief genomen kan en moet worden om leegstand sneller om te zetten in bijvoorbeeld woningen of kleinschalige initiatieven?

Mijn laatste punt: De PvdD vroeg hier al eerder om een leegstandsheffing die na bijvoorbeeld een halfjaar leegstand opgelegd wordt aan eigenaren. In plaats van via een verlaagde onroerendzaakbelasting leegstand juist te stimuleren. Is de wethouder bereid hier op landelijk niveau aandacht voor te vragen en de mogelijkheden te onderzoeken? Tegelijkertijd moet het dan makkelijker worden om leegstaande kantoorpanden een andere functie te geven, zoals woningen of werkplekken voor kunstenaars en zzp’ers.