Commis­sie­bij­drage Amateur­kunst­edu­catie


21 maart 2019

Amateurkunst, en de mogelijkheid je te bekwamen in cultuur, is een essentiële immateriële waarde die je leven echt kan verrijken. Wat voor de Partij voor de Dieren op dit vlak voorop staat is dat we zoveel mogelijk Utrechters de kans en mogelijkheid willen geven, en blijven geven, om zich persoonlijk te ontwikkelen door in hun vrije tijd amateurkunst te beoefenen. Daarbij zien we ook dat dit voor enkelen een opstap is voor een professionele carrière in de kunsten.

Het raadsvoorstel waar we over spreken gaat over de uitgangspunten die het kader vormen van nieuw te ontwikkelen beleid, noodzakelijk geworden door het beëindigingen van de subsidie aan het UCK.

Ik begin met een aantal vragen over de inhoud van het aanbod:
* Als er wordt gesproken over kwaliteit, is dan voor aanvragers duidelijk wat dit college daaronder verstaat?
* Hoe zorgen we dat deze tijdelijke regeling concreet genoeg geformuleerd wordt zodat aanvragers weten wat verwacht wordt?

De Partij voor de Dieren geeft ook een aantal aandachtspunten mee:
* Het aanbod moet passend zijn bij alle doelgroepen, daar lijkt dit kader ook op te richten, maar het is wel erg algemeen geformuleerd. De Partij voor de Dieren vraagt zich af of dit niet toch concreter gemaakt zou moeten worden, door bijvoorbeeld wijken of leeftijden te benoemen. Graag een reactie van de wethouder.
* Er wordt gesproken over een doorlopende leerlijn. Een belangrijk aandachtspunt. Wordt hier alleen bedoeld de leerlijn van aanbod van jong tot oud? Of gaat het ook over de leerlijn tussen bijvoorbeeld binnenschools en buitenschools aanbod? De Partij voor de Dieren denkt dat het belangrijk is om, als we over kwaliteit spreken, ook te benoemen dat we van aanvragers willen zien hoe zij aansluiten bij verschillende doelgroepen, hun voorkennis, ervaring en inhoudelijke voorkeur. Met andere woorden: het amateurkunstveld in de stad moet culturele ontwikkeling voor alle Utrechters mogelijk maken.
* Coördinerende rol: het veld geeft duidelijk aan daaraan niet direct behoefte te hebben. Tegelijkertijd kunnen we ons voorstellen dat een platform en een duidelijk overzicht van het aanbod maar met namen de samenhang ertussen, ook met het oog op doorlopende leerlijnen, wel degelijk een behoefte bij de afnemers is.
* De groeiende stad, en een groeiend aantal inwoners zorgt ook voor groeiende vraag aan amateurkunst. Inwoners willen kwaliteit, professionals verdienen een eerlijke beloning. Dat allemaal tezamen rechtvaardigt een groter budget.
* Er moet aandacht zijn voor de coördinerende taken die het UCK nu in het onderwijsveld uitvoert. Hoe ziet wethouder dit? Wanneer wordt de raad daarover geïnformeerd?

Dan over het voorgestelde traject:
* Anderhalf jaar proeftuinen is goed, maar het moet niet zo zijn dat we na die tijd alleen maar een goede regeling hebben uitgevogeld. De ontwikkeling van Utrechters moet ook in deze tussenperiode niet uit het oog verloren worden. Dat is een lastige balans misschien, maar willen we wel als aandachtspunt benoemen.
* Tijdelijke regeling benutten om breed te oriënteren, dingen mogen uitproberen. Daar hoort ook bij: niet afrekenen als iets niet blijkt te werken.
* Het doel van verplaatsen naar de wijken is meer mensen bereiken. Misschien ook: beter aansluiten op de culturen in de wijken. Onze vraag is dan ook: hoe wordt gemonitord of we deze doelen ook bereiken? Niet dat straks het aanbod wel meer locatiegespreid is, maar er inhoudelijk in het aanbod en in de deelnemers niets verandert.
* En hoe waarborgen we spreiding over de wijken? Enerzijds hebben wij begrip voor geen schotten in de subsidiepot te willen zetten. Anderzijds is dit voor spreiding over wijken misschien wel wenselijk? In deze lijn verwijs ik ook naar de wens van inwoners van Kanaleneiland die de raad gemaild hebben. Zij wensen een eigen cultuurhuis in hun wijk. Hoe wordt de nieuwe ontwikkeling aangegrepen voor ‘eerlijke verdeling’ inzet en budget over wijken? Graag een reactie van de wethouder
* Het gaat niet alleen maar om de locatie, maar ook om wat we daar doen. Vraag: hoe wordt dat meegewogen?

Wat we verder vinden:
* We denken dat het goed is om de periode van deze overgangsregeling, en mogelijk nog een periode daarna, ruim de tijd te nemen om een gedegen visie en beleid vast te leggen.
* De Partij voor de Dieren vindt het ook een goed voorstel om amateurkunst op termijn parallel met de cultuurnotaregeling te gaan plannen.
* Aangezien dit de uitgangspunten zijn: Kunnen we in de komende jaar nauw betroken blijven bij het opstellen van gedegen beleid voor na deze overgangsregeling?

Over de tekst van het uitgangspuntenkader:

Het uitgangspuntenkader wordt afgesloten met:

De ambities voor de periode 2019-2021 zijn de volgende:

1. Het benutten van de overgangsregeling als proeftuin om aspecten van nieuw beleid te onderzoeken (zoals versterking van het aanbod voor en in de wijken).

2. De periode 2019-2021 gebruiken voor nadere verdieping van de beleidsuitgangspunten o.a. door analyse van de vraag.

Dat vinden we op zich geen slechte ambities, maar waar we moeite mee hebben, is dat de ambities door deze nummering en formulering beperkt lijken tot deze twee punten. Deze punten zijn alleen maar procedureel, en niet amateurkunst-inhoudelijk. De PvdD kan zich zeker wel vinden in het voorstel van het college de overgangsperiode als proeftuin te gebruiken, maar zou het jammer vinden als dat vooropgesteld wordt, in plaats van op zijn minst náást de inhoudelijke kwaliteit van het aanbod. Het moet dus niet zo zijn dat we over anderhalf jaar precies weten op welke manier we de subsidieregeling het beste inrichten, maar in de tussentijd niet de ontwikkeling van de kunst-beoefenende Utrechter uit het oog verloren is.

Het college stelt terecht dat “Het ontwikkelen en versterken van het creatieve vermogen van kinderen, jongeren en volwassen is van persoonlijke, artistieke, maatschappelijke en economische waarde.”

Daarbij wil ik echter wel opmerken dat deze meerwaarde niet zonder meer gerealiseerd wordt, het is nogal van belang dat het de goede doelgroep bereikt wordt en de inhoud en kwaliteit van het aanbod goed aansluit bij de deelnemers. Op welke manier wordt dit gemonitord?

Tot slot: Pand Domplein
In februari dienden we met de PvdA een actuele motie over het pand Domplein in. Die hebben we na advies van de wethouder niet in stemming gebracht. Maar dat gaan we volgende week bij de raadsbehandeling wel doen, als we hem van harte weer mede indienen, omdat we vinden dat het pand een culturele functie moet houden met een eerlijke huurprijs.

Interessant voor jou

Commissiebijdrage Regenboogagenda

Lees verder

Raadsbijdrage Voorstel Vaststelling Nota van uitgangspunten 'Op weg naar nieuw beleid amateurkunsteducatie 2019-2021'

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer