Commis­sie­bij­drage REP (Regionaal Econo­misch Programma)


1 oktober 2019

Inleiding

Met dit raadsvoorstel stellen we de uitgangspunten voor een onderzoek vast. Wat hiervan de precieze impact in de stad is, is ons eerlijk gezegd nog niet helemaal duidelijk. Wat gaat de waarde zijn van de onderzoeksuitkomsten? Hoe bepalen die de ruimtelijke ontwikkeling?

De uitgangspuntennota zelf is om mee te beginnen nog best okay. In de uitgangspunten over energie en bereikbaarheid kunnen we ons grotendeels vinden. De uitgangspunten Werken en Groen zijn iets problematischer, daar ga ik zo op in. Ik ga eerst in op de pijlers van de uitgangspuntennotitie en daarna op het beoordelingskader.

Pijler Werken

Eén van de andere uitgangspunten heeft de noemer “Werken”, en daaronder lezen we dat het gaat over onder meer een zeer forse toename van arbeidsplaatsen en 50ha extra ruimte voor bedrijventerreinen. De pijler (uitgangspunt) Werken, zou niet op een kwantitatieve manier uitgewerkt moeten worden.

Het is noodzakelijk om een kwaliteitsslag te maken richting een circulaire en sociale donut-economie. Daarbij past niet dat we blijven uitgaan van groei van het aantal bedrijven en het BRP. De uitgangspunten voor het MIRT-onderzoek (pagina 11), moeten daarom anders:

De eerste twee uitgangspunten over kwantitatieve groei, die moeten eruit. Daarvoor in de plaats moet een uitgangspunt komen dat uitgaat van circulariteit. Een onderzoeksvraag die ingaat op hoe we de ruimtelijke en economische ontwikkelingen in de regio, binnen de grenzen van onze aarde houden (boven het sociale minimum, onder de grenzen van het ecosysteem) .

Pijler Groen

Dan ga ik verder op het uitgangspunt Groen.

Een concreet punt staat op pagina 15: het 3euitgangspunt bij Groen. Daar staat “ruimte voor landbouw”. Kan de wethouder toezeggen daarin het woordje biologisch toe te voegen zodat er staat “ruimte voor biologische landbouw”? Anders overwegen wij een amendement.

Op deze pagina overwegen we nog een amendement: namelijk het toevoegen van een 4euitgangspunt voor het MIRT Onderzoek dat gaat over biodiversiteit en ecologie. Kan de wethouder een toezegging doen om dit uitgangspunt in te brengen? Anders overwegen we ook hierop een amendement.

Zoals nu gepresenteerd zijn de 5 pijlers evenwaardig in balans. Op die manier brengen we onszelf echter in de problemen, want als we met alle ontwikkelingen inzetten op kwantitatieve groei, overschrijden we de mogelijkheden van de aarde en de leefbaarheid van onze stad. Daarom:

  • De ‘bouwsteen groen en landschap’ moet leidend zijn. De kernvraag is: hoe herstellen/beschermen/behouden we de ecologische waarden van Utrecht. Een MIRT onderzoek moet dat als hoofdvraag hebben en inzichtelijk maken hoe alle andere bouwstenen hieraan bijdragen en wat de maximale ontwikkelruimte van die andere factoren is, gegeven dat zij de ecologie niet mogen inperken.

Kan de wethouder toezeggen om bij de opdracht voor het MIRT onderzoek mee te geven dat Ruimte voor Groen, voor biodiversiteit en ecologie, leidend moet zijn in bepalen welke ruimtelijke ontwikkeling nog mogelijk is in Utrecht?

Beoordelingskader

Dan beslispunt 2, het beoordelingskader.

Daarin staan behoorlijk wat indicatoren waarvan bij ons de haren recht overeind gaan staan. Hieruit blijkt dan eigenlijk dat de uitgangspunten uit de notitie, helemaal niet zo onschuldig zijn als het lijkt.

Het tweede hoofddoel is het versterken van de economie. Zoals ik ook bij de uitgangspuntennotitie uitlegde, zou versterken niet moeten gaan over kwantitatieve groei, maar over een kwaliteitsversterking, zodat we naar een ecologische (donut), benadering van economie gaan.

Dat betekent dat figuur 2 van het beoordelingskader, waarin de hoofd- en subdoelen worden uitgewerkt, een aantal aanpassingen nodig heeft.

Daar waar het doel nu geformuleerd is als “Het aanjagen van de economische groei van de regio”, moet dit wijzigen in het hoofddoel: “transitie van een groei-economie naar een donut-economie”.

De indicatoren die er nu staan: vestigingsklimaat, bruto regionaal product en aantal arbeidsplaatsen, moeten dan ook worden gewijzigd. Daar moet komen te staan:

Subdoel 1: we bereiken een sociaal fundament.

Met indicatoren op het gebied van (aansluitend bij de Global Development Goals): voedsel, gezondheid, onderwijs, inkomen&werk, vrede, democratie, gelijkheid, huisvesting, netwerken, energie en water.

Subdoel 2: we blijven onder het ecologische plafond.

Met indicatoren CO2 uitstoot, chemische vervuiling, stikstof, waterverbruik, aantal m2 natuurgebied, biodiversiteit en luchtvervuiling.

Het derde subdoel gaat over kansen voor klimaatadaptatie en daar staat als indicator bij dat dit kwalitatief gemeten kan worden. Kan de wethouder toelichten waarom er geen kwantitatieve indicatoren zijn opgenomen? Wij suggereren bijvoorbeeld het aantal bomen in de regio of het aantal vierkante meters straatoppervlak dat onthard wordt. Of bijvoorbeeld het percentage onverharde openbare ruimte dat wordt aangelegd bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

In de bijlage op pagina 5 zijn wél een aantal van dit soort indicatoren genoemd. Kan de wethouder toelichten waarom deze indicatoren niet goed genoeg waren voor het document zelf, maar wel in de bijlage zijn opgenomen? Is het mogelijk deze alsnog ook op te nemen in het hoofddocument?

In die bijlage staat onderaan pagina 5 de indicator “hectare bos”. Deze is geel ingekleurd, wat volgens de index betekent dat deze ‘uitstaat’ in het MIRT beoordelingskader. Omdat dit een belangrijke factor is in de hoeveelheid CO2, wil ik van de wethouder vragen of hij ervoor kan pleiten deze indicator weer op ‘aan’ te zetten in het MIRT beoordelingskader.