Schrif­te­lijke vragen Discri­mi­natie en racisme in de jeugdzorg


Indiendatum: 5 feb. 2024

Schriftelijke vragen 27/2024

In een onderzoek van Movisie en het Verwey-Jonker Instituut wordt aan het licht gebracht dat discriminatie en racisme een wezenlijk probleem is binnen de jeugdzorg. Zo ervaren jongeren met een migratieachtergrond die in de jeugdzorg hebben gezeten dat zij negatiever behandeld werden vanwege hun afkomst. Ook is bekend dat jongeren met een migratieachtergrond eerder geplaatst worden in zwaardere vormen van jeugdzorg. Racisme in de jeugdzorg is daarmee mogelijk een ernstig probleem waar nog geen duidelijke aanpak voor lijkt te zijn ontwikkeld. De onderzoekers concluderen dat er meer onderzoek op dit terrein nodig is.

De fracties van VOLT, Partij voor de Dieren, PvdA en BIJ1 maken zich zorgen over racisme en discriminatie in de Utrechtse jeugdzorg en stellen daarom de volgende vragen:

1. Heeft de wethouder kennisgenomen van het onderzoek van Movisie en Verwey-Jonker instituut? Wat is de reactie van het college op het onderzoek? Graag een uitgebreide toelichting.

2. Heeft de wethouder actie ondernomen naar aanleiding van het onderzoek?

3. Herkent de wethouder de uitkomsten van het onderzoek in de Utrechtse context? Houdt de gemeente hier data over bij? Kan het college bij de beantwoording van deze vraag ingaan op discriminatie a) vanuit professionals naar cliënten, b) tussen cliënten ondeling, en c) op institutioneel niveau.

4. Wat voor beleid wordt er gehanteerd om discriminatie en racisme te voorkomen in de jeugdzorg, zowel bij clienten als bij werknemers? Wordt dit beleid geëvalueerd en hoe?

5. In hoeverre is er zeggenschap voor jeugd in de jeugdzorg? Is dit anders voor diegenen die in een (gesloten) woongroep zitten? Op welke manier wordt de drempel om een melding te maken over discriminatie en/of racisme verlaagd voor clienten?

6. Zijn meld- en klachtprocedures op orde? Voldoen ze aan de wettelijke eisen? Kan het college toelichten hoe de bescherming van melders wordt gewaarborgd en hoe het zit met de nazorg na een melding?

7. In hoeverre en op welke manier worden (toekomstige) jeugdzorgmedewerkers opgeleid m.b.t. discriminatie en racisme tegengaan? Geldt dit ook voor bij- en nascholing? Is deze scholing vrijblijvend?

8. In hoeverre en op welke manier leren (toekomstige) jeugdzorgmedewerkers vormen van (institutioneel) racisme en discriminatie te herkennen? Wordt er dan uitgelicht hoe medewerkers hiermee om moeten gaan en waar ze eventuele klachten of situaties kunnen melden?

9. Wanneer blijkt dat het thema discriminatie en racisme (en hoe daarmee om te gaan) onvoldoende in de opleidingen is geintegreerd, kan er een stappenplan worden opgesteld hoe we dit in de toekomst beter gaan borgen?

10. In hoeverre wordt er in de jeugdzorg ingezet op een divers personeelsbestand en in het bijzonder aan de top van de organisaties? In hoeverre is dit haalbaar in tijden van krapte?

11. Het vastleggen van etniciteit in formulieren en/of bestanden van cliënten kan leiden tot etnisch profileren en ongelijke behandeling van jongeren. Is het college het ermee eens dat dit moet stoppen? Zo niet, waarom niet?

12. Movisie biedt tien tips om discriminatie op basis van afkomst in de jeugdzorg aan te pakken. Welke van deze tips worden al geïmplementeerd en hoe staat het daarmee? Aan welke van deze tips moet nog worden gewerkt?

13. Volgens de onderzoekers is het belangrijk dat er onderzoek wordt gedaan om een volledig beeld van de problematiek te hebben. In welke mate heeft de gemeente zicht op de problematiek en welke kennis en informatie ontbreekt er momenteel bij de gemeente om actie te ondernemen?

Noura Oul Fakir en Stevie Nolten, BIJ1
Louise de Vries, Partij voor de Dieren
Beau Nederhand en Ruud Maas, Volt
Romi Leever en Mohamed Talhaoui, PvdA

Indiendatum: 5 feb. 2024
Antwoorddatum: 11 apr. 2024

Schriftelijke vragen 27/2024

In een onderzoek van Movisie en het Verwey-Jonker Instituut wordt aan het licht gebracht dat discriminatie en racisme een wezenlijk probleem is binnen de jeugdzorg. Zo ervaren jongeren met een migratieachtergrond die in de jeugdzorg hebben gezeten dat zij negatiever behandeld werden vanwege hun afkomst. Ook is bekend dat jongeren met een migratieachtergrond eerder geplaatst worden in zwaardere vormen van jeugdzorg. Racisme in de jeugdzorg is daarmee mogelijk een ernstig probleem waar nog geen duidelijke aanpak voor lijkt te zijn ontwikkeld. De onderzoekers concluderen dat er meer onderzoek op dit terrein nodig is.

De fracties van VOLT, Partij voor de Dieren, PvdA en BIJ1 maken zich zorgen over racisme en discriminatie in de Utrechtse jeugdzorg en stellen daarom de volgende vragen:

1. Heeft de wethouder kennisgenomen van het onderzoek van Movisie en Verwey-Jonker instituut? Wat is de reactie van het college op het onderzoek? Graag een uitgebreide toelichting.

Antwoord: Ja. Utrecht streeft ernaar om een inclusieve stad te zijn. Een stad waar iedereen gezien, gehoord en gewaardeerd wordt. Waar iedereen in vrijheid en veiligheid zichzelf kan zijn en gelijke kansen krijgt. We weten echter dat we daar nog niet zijn en dat we allemaal nog flinke stappen te zetten hebben om discriminatie, racisme en andere vormen van uitsluiting uit te bannen. Wij vinden het dan ook goed en waardevol dat Movisie en het Verweij-Jonker instituut met dit onderzoek discriminatie en racisme in de jeugdhulp voor het voetlicht brengen en aandacht hiervoor vragen. Discriminatie en racisme zijn onacceptabel en keuren wij in al haar vormen af, ook in de jeugdhulp. Het is goed om te benadrukken dat de Utrechtse jeugdhulporganisaties verantwoordelijk zijn voor het voorkomen discriminatie en racisme in hun eigen organisatie. Voor de beantwoording van deze vragen hebben wij informatie over hun werkwijze opgehaald (zie ook antwoord op vraag 2). Voor de Utrechtse jeugdhulporganisaties staat voorop dat zij streven naar inclusie in hun hele organisatie. Zij willen bijdragen aan het creëren van een werk- en leefomgeving voor medewerkers, jeugdigen en gezinnen waarin ieder zich welkom en gezien, gehoord en gewaardeerd voelt en gelijke kansen krijgt.

2. Heeft de wethouder actie ondernomen naar aanleiding van het onderzoek?

Antwoord: We hebben met Lokalis, KOOS, Spoor030, Yeph en Samen Veilig Midden Nederland afgestemd over de uitkomsten van het onderzoek. Hierbij ging het onder meer over wat de organisaties zelf zien en ervaren, wat zij doen om discriminatie en racisme te voorkomen en bespreekbaar te maken, hoe hun meld- en klachtenprocedures eruit zien en hoe divers hun personeelbestanden zijn. Ook hebben we afgestemd met Discriminatie.nl provincie Utrecht (voorheen Art.1 Midden-Nederland) over de signalen en klachten die zij hebben ontvangen en wat zij kunnen doen in het trainen van jeugdhulpprofessionals in Utrecht.

3. Herkent de wethouder de uitkomsten van het onderzoek in de Utrechtse context? Houdt de gemeente hier data over bij? Kan het college bij de beantwoording van deze vraag ingaan op discriminatie a) vanuit professionals naar cliënten, b) tussen cliënten ondeling, en c) op institutioneel niveau.

Antwoord: We weten dat discriminatie en racisme overal voorkomen en dus ook in Utrecht en het jeugdhulpdomein. We houden zelf geen data over klachten bij, we krijgen van onze partners jaarlijks een overzicht van het aantal klachten (niet alleen over discriminatie) dat zij hebben ontvangen. Bij KOOS, Spoor030, Lokalis, Yeph en SVMN zijn geen klachten van cliënten over discriminatie en racisme door medewerkers in de afgelopen jaren bekend. Ook hebben zij geen signalen van discriminatie van cliënten onderling. Wel heeft Lokalis in 2022 één officiële melding gehad van een medewerker die gediscrimineerd werd door een client. De werkplezierenquête van Lokalis laat een iets ander beeld zien: daar geeft ongeveer 10 procent van de medewerkers aan in het afgelopen jaar ‘soms’ of een enkeling ‘regelmatig’ gediscrimineerd te zijn door klanten. Inwoners, dus zowel professionals als cliënten, kunnen ook een melding doen bij Discriminatie.nl provincie Utrecht. In 2023 zijn er 2 voorvallen in Utrecht geweest met betrekking tot discriminatie in de jeugdhulp. Beide waren op basis van geslacht. In 2022 is er 1 voorval op basis van ras in Utrecht gemeld bij Discriminatie.nl provincie Utrecht. Voor informatie over discriminatie op institutioneel niveau verwijzen wij u naar de antwoorden op vraag 4 en 11. Dit relatief lage aantal meldingen en klachten betekent niet dat discriminatie op de drie genoemde categorieën niet of weinig voorkomt. Landelijk onderzoek vanuit SCP laat weten dat er meer discriminatie wordt ervaren dan daadwerkelijk gemeld.

4. Wat voor beleid wordt er gehanteerd om discriminatie en racisme te voorkomen in de jeugdzorg, zowel bij clienten als bij werknemers? Wordt dit beleid geëvalueerd en hoe?

Antwoord: De jeugdhulporganisaties hebben ieder beleid dat is gericht op onder andere diversiteit en het respectvol omgaan met elkaar (medewerkers en cliënten). Hun medewerkers houden zich aan gedragscodes waarin staat dat iedereen gelijkwaardig moet worden behandeld. Ook hebben zij meld- en klachtenprocedures (zie het antwoord op vraag 6) en is antidiscriminatie soms onderdeel van agressiebeleid, een klokkenluidersregeling of een werkplezierenquête onder medewerkers. De organisaties hebben geen specifiek beleid gericht op het voorkomen en/of tegengaan van discriminatie en racisme. Ook wordt de thematiek niet specifiek meegenomen in het bovenstaande. Maar het voorkomen van discriminatie en racisme is indirect onderdeel van al hun beleid, vaak onder de noemer van ‘ongewenst gedrag’. In teambijeenkomsten en casuïstiekbesprekingen wordt dit beleid en hoe hier uitvoering aan wordt gegeven, besproken en cyclisch geëvalueerd. Hierbij wordt ook feedback van cliënten, bijvoorbeeld aan de hand van spiegelgesprekken met cliënten en uitkomsten van clienttevredenheidsonderzoeken, betrokken. Waar nodig wordt beleid aangepast of worden werkwijzen in de praktijk aangescherpt of meer onder de aandacht gebracht.

5. In hoeverre is er zeggenschap voor jeugd in de jeugdzorg? Is dit anders voor diegenen die in een (gesloten) woongroep zitten? Op welke manier wordt de drempel om een melding te maken over discriminatie en/of racisme verlaagd voor clienten?

Antwoord: De jeugdhulporganisaties zetten sterk in op zeggenschap voor jeugdigen. Zo werken zij allemaal met ervaringsdeskundigen/clientambassadeurs die een belangrijke positie binnen de organisaties hebben. Daarnaast organiseren zij diverse andere mogelijkheden waarbij jeugdigen hun stem kunnen laten horen en clientervaringen kunnen uitwisselen, denk aan clientpanels en spiegelgesprekken met jeugdigen. Een laagdrempelige manier voor jeugdigen om te vertellen over hun ervaring met de hulp is Ervaringwijzer, een digitale vragenlijst die de buurtteams, KOOS en Spoor030 gebruiken. Daarnaast worden jeugdigen door het buurtteam gewezen op de mogelijkheid een onafhankelijke cliëntondersteuner vanuit U-Centraal of Jeugdstem. Bij (gesloten) woongroepen is de zeggenschap niet minder, het is juist zeer belangrijk dat er een positief en gezond pedagogisch klimaat op de woongroepen is. Binnen de woongroepen wordt, ook als het gaat om cliënten onderling, gewenst en ongewenst gedrag besproken. Bij al deze vormen van zeggenschap kunnen discriminatie en racisme aan de orde komen onder de noemer van ‘ongewenst gedrag’, het wordt niet expliciet meegenomen.

6. Zijn meld- en klachtprocedures op orde? Voldoen ze aan de wettelijke eisen? Kan het college toelichten hoe de bescherming van melders wordt gewaarborgd en hoe het zit met de nazorg na een melding?

Antwoord: Alle aanbieders hebben een uitgebreide meld-klachtenprocedure met zowel interne stappen en mogelijkheden (gesprek met hulpverlener en/of teammanager, gesprek met vertrouwenspersoon) als externe onafhankelijke partijen waarmee contact kan worden opgenomen of waar een klacht kan worden ingediend. Denk bijvoorbeeld aan externe en onafhankelijke Jeugdstem (ondersteunen bij het verwoorden, indienen en bespreken van een klacht), een externe vertrouwenspersoon, een externe klachtencommissie, de externe klachtencommissie Jeugd Midden Nederland en het externe Stichting Kwaliteitsregister Jeugd. Jeugdigen kunnen op de website van de jeugdhulporganisatie lezen hoe hun meld- en klachtenprocedure eruit ziet en dus waar en hoe gemeld kan worden. Daarnaast kunnen professionals ook actief deze informatie geven. Binnen de werkwijze van de organisaties is ook de bescherming van melders geborgd en kan nazorg worden geboden. Ook zijn er incidenten-en calamiteitenprotocollen. Daarnaast is er de mogelijkheid voor cliënten en professionals om meldingen te doen bij Discriminatie.nl provincie Utrecht. Zij kijken samen met de melder wat de best passende vervolgstap is, zoals het gesprek aangaan, aangifte doen of dat enkel de melding voldoende is.

7. In hoeverre en op welke manier worden (toekomstige) jeugdzorgmedewerkers opgeleid m.b.t. discriminatie en racisme tegengaan? Geldt dit ook voor bij- en nascholing? Is deze scholing vrijblijvend?

Antwoord: Het is de verantwoordelijkheid van opleiders om jeugdzorgmedewerkers goed op te leiden met betrekking tot het tegengaan van discriminatie en racisme. Bij onze partners is er geen specifieke na- of bijscholing over discriminatie en racisme, maar is het indirect onderdeel van de na-en bijscholing. Zo bieden zij bijvoorbeeld scholing omtrent het omgaan met grensoverschrijdend gedrag en/of de training ‘beschermjassen’ waar diversiteit centraal staat en de vragen worden gesteld als “Wie ben je en waar kom je vandaan?” en “Hoe werk je samen met cliënten uit andere culturen?”. Ook vinden er, als onderdeel van het inwerkprogramma van nieuwe medewerkers en na-en bijscholing coaching, 3 gesprekken over het aankaarten van niet-integere zaken, casuïstiekbesprekingen, intervisiebijeenkomsten, gesprekken over professioneel handelen en ongewenst gedrag plaats (zie ook het antwoord op vraag 4). Het voorkomen van discriminatie en racisme wordt daarin
meegenomen.

8. In hoeverre en op welke manier leren (toekomstige) jeugdzorgmedewerkers vormen van (institutioneel) racisme en discriminatie te herkennen? Wordt er dan uitgelicht hoe medewerkers hiermee om moeten gaan en waar ze eventuele klachten of situaties kunnen melden?

Antwoord: Het is de verantwoordelijkheid van opleiders om jeugdzorgmedewerkers goed op te leiden met betrekking tot het herkennen van discriminatie en racisme. Informatie over meld -en klachtenprocedures en de wijze waarop het herkennen intern wordt besproken door de Utrechtse jeugdhulpaanbieders is te lezen onder de antwoorden op vragen 4, 6 en 7.

9. Wanneer blijkt dat het thema discriminatie en racisme (en hoe daarmee om te gaan) onvoldoende in de opleidingen is geintegreerd, kan er een stappenplan worden opgesteld hoe we dit in de toekomst beter gaan borgen?

Antwoord: Zoals eerder aangegeven is het opleiden van jeugdzorgmedewerkers niet de verantwoordelijkheid van gemeenten. In het antwoord op vraag 12 leest u welke stappen wij als gemeente richting jeugdhulpaanbieders gaan ondernemen.

10. In hoeverre wordt er in de jeugdzorg ingezet op een divers personeelsbestand en in het bijzonder aan de top van de organisaties? In hoeverre is dit haalbaar in tijden van krapte?

Antwoord: Alle Utrechtse jeugdhulporganisaties streven naar een divers personeelsbestand dat een afspiegeling is van de Utrechtse samenleving en de jeugdigen en gezinnen die zij hulp bieden, onder andere omdat dit de kwaliteit van de hulpverlening kan verbeteren. Dit geldt voor alle ‘lagen’ in de organisaties. Het lukt nog niet altijd even goed om een sterk divers personeelsbestand te krijgen. Soms is het aanbod van kandidaten minder divers dan ze willen en passend zou zijn bij de diversiteit
binnen de cliëntpopulatie. Dit heeft soms te maken met de krapte op de arbeidsmarkt.

11. Het vastleggen van etniciteit in formulieren en/of bestanden van cliënten kan leiden tot etnisch profileren en ongelijke behandeling van jongeren. Is het college het ermee eens dat dit moet stoppen? Zo niet, waarom niet?

Antwoord: Ja, elke vorm van etnisch profileren, uitsluiting, discriminatie en/of racisme moet ten aller tijden worden voorkomen en bestreden. Het vastleggen van gegevens die verwijzen naar de mogelijke etniciteit van de jeugdigen dienen dan ook niet geregistreerd te worden. We betrekken dit bij de gesprekken met jeugdhulporganisaties zoals beschreven in het antwoord op vraag 12.

12. Movisie biedt tien tips om discriminatie op basis van afkomst in de jeugdzorg aan te pakken. Welke van deze tips worden al geïmplementeerd en hoe staat het daarmee? Aan welke van deze tips moet nog worden gewerkt?

Antwoord: In het onderzoek van Movisie staan diverse soorten tips om discriminatie in de jeugdhulp te voorkomen. Sommige tips gaan over de inzet van opleiders, andere meer over inzet van jeugdhulpaanbieders en sommige over de inzet van gemeenten. Naar aanleiding van het onderzoek heeft Movisie begin februari een webinar voor gemeenten georganiseerd. Daarbij heeft Movisie gemeenten met name de tip gegeven om in te zetten op stevig antidiscriminatiebeleid bij jeugdhulporganisaties. Als gemeente gaan we antidiscriminatiebeleid en het voorkomen van discriminatie vaker agenderen in de reguliere gesprekken met onze jeugdhulpaanbieders en samen met hen kijken op welke manier zij dit het best kunnen implementeren en/of verbeteren. Hierbij nemen we de diverse elementen uit het onderzoek mee. Zo is het belangrijk jeugdigen te betrekken om in beeld te brengen welke jeugdigen discriminatie ervaren maar zich niet veilig genoeg voelen om dit te delen. Op deze wijze kan worden gewerkt aan het vergroten van het gevoel van veiligheid en kan goed worden aangesloten bij de behoeften van alle jeugdigen. Met deze gesprekken kunnen we samen met de organisaties stap voor stap kijken hoe zij antidiscriminatiebeleid meer kunnen vormgeven. Hoe hier uitvoering aan kan worden gegeven, is mede afhankelijk van de financiële vooruitzichten. Daarnaast brengen we bij jeugdhulporganisaties onder de aandacht dat Discriminatie.nl provincie Utrecht trainingen kan geven met betrekking tot discriminatie. Deze basistrainingen zijn kosteloos, aan aanvullende trainingen zijn wel kosten verbonden.

13. Volgens de onderzoekers is het belangrijk dat er onderzoek wordt gedaan om een volledig beeld van de problematiek te hebben. In welke mate heeft de gemeente zicht op de problematiek en welke kennis en informatie ontbreekt er momenteel bij de gemeente om actie te ondernemen?

Antwoord: We weten dat discriminatie overal voorkomt en er meer discriminatie wordt ervaren dan gemeld. Het onderzoek van Movisie heeft ons voldoende informatie gegeven om met onze jeugdhulppartners in gesprek te gaan over het implementeren of verbeteren van antidiscriminatiebeleid (zie antwoord op vraag 12)

Noura Oul Fakir en Stevie Nolten, BIJ1
Louise de Vries, Partij voor de Dieren
Beau Nederhand en Ruud Maas, Volt
Romi Leever en Mohamed Talhaoui, PvdA