Schrif­te­lijke vragen Lande­lijke Vreem­de­lingen Voor­ziening op weg?


Indiendatum: 24 jun. 2020

Schriftelijke vragen 143/2020

Sinds 2019 doet de gemeente Utrecht mee in de pilot van de Landelijke Vreemdelingen Voorzieningen. Hierin wordt samengewerkt met de Rijksdiensten (Immigratie en Naturalisatie Dienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek, Vreemdelingenpolitie/AVIM) en de lokale maatschappelijke organisaties die in Utrecht al langer de opvang van ongedocumenteerden verzorgden. Een van de belangrijkste doelen van de pilot in Utrecht is het realiseren van bestendige oplossingen (legaliseren van verblijf, vrijwillige terugkeer naar het land van herkomst of doormigratie naar een derde land) voor complexe dossiers. Verder werd in deze pilot vastgehouden aan de succesfactoren van de Utrechtse aanpak, zoals de toegang tot laagdrempelige, kleinschalige opvang, zonder dwang, met persoonlijke begeleiding en uitgaande van de vertrouwensband met cliënten. Dat werd ook vastgelegd in motie M2019/47 die in 2019 werd gesteund door een grote meerderheid van de raad. Inmiddels is de pilot ruim over de helft en zijn D66, Partij voor de Dieren, CU, PvdA, DENK, GroenLinks, SP, VVD en S&S benieuwd naar de voortgang en voorlopige resultaten. Wij hebben daarom de volgende vragen:

1. Wat ziet de wethouder als de belangrijkste resultaten van de pilot tot nu toe?

2. De samenwerking in het Lokaal Samenwerkingsoverleg (LSO) waarin gemeente, maatschappelijke organisaties, DT&V en de IND overleggen over casussen werd vanaf het begin gezien als cruciaal, maar door de zeer verschillende uitgangspunten ook wel ‘spannend’. Hoe is de samenwerking op dit moment? Wat gaat het goed en waar zitten knelpunten? Op welke wijze proberen deelnemers aan het overleg de doelen te bereiken?

3. Wordt in het LSO nog steeds uitgegaan van ‘de Utrechtse aanpak’ zoals ook in de motie beschreven?

4. In hoeverre is er in Utrecht inderdaad sprake van het realiseren van de genoemde bestendige oplossingen? Worden de gehoopte ‘doorbraken’ op ingewikkelde casussen inderdaad bereikt? Hoeveel bestendige oplossingen voor casussen zijn er vanaf de start van de pilot gerealiseerd en hoeveel daarvan zijn daadwerkelijk besproken in het LSO?

5. Hoe verhoudt de situatie in Utrecht zich tot de samenwerking en resultaten in andere pilot gemeenten?

6. Zijn er al resultaten of lessen te melden ten aanzien van het onderdeel activering – dat in Utrecht speciale focus krijgt?

7. Hoe kijkt de wethouder naar het vervolg van de pilot? Zijn er zaken die anders of beter moeten om de komende maanden een succes te maken van de LVV-pilot?

8. Welke invloed heeft corona op de uitvoering van de LVV-pilot? Kunnen alle geplande activiteiten voldoende doorgang hebben?

Anne-Marijke Podt, D66
Maarten van Heuven, Partij voor de Dieren
Rachel Streefland, CU
Ilse Raaijmakers, PvdA
Mahmut Sungur, DENK
Fred Dekkers, GroenLinks
Ruurt Wiegant, SP
Dimitri Gilissen, VVD
Eva Oosters, S&S

Indiendatum: 24 jun. 2020
Antwoorddatum: 8 jul. 2020

Schriftelijke vragen 143/2020

Sinds 2019 doet de gemeente Utrecht mee in de pilot van de Landelijke Vreemdelingen Voorzieningen. Hierin wordt samengewerkt met de Rijksdiensten (Immigratie en Naturalisatie Dienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek, Vreemdelingenpolitie/AVIM) en de lokale maatschappelijke organisaties die in Utrecht al langer de opvang van ongedocumenteerden verzorgden. Een van de belangrijkste doelen van de pilot in Utrecht is het realiseren van bestendige oplossingen (legaliseren van verblijf, vrijwillige terugkeer naar het land van herkomst of doormigratie naar een derde land) voor complexe dossiers. Verder werd in deze pilot vastgehouden aan de succesfactoren van de Utrechtse aanpak, zoals de toegang tot laagdrempelige, kleinschalige opvang, zonder dwang, met persoonlijke begeleiding en uitgaande van de vertrouwensband met cliënten. Dat werd ook vastgelegd in motie M2019/47 die in 2019 werd gesteund door een grote meerderheid van de raad. Inmiddels is de pilot ruim over de helft en zijn D66, Partij voor de Dieren, CU, PvdA, DENK, GroenLinks, SP, VVD en S&S benieuwd naar de voortgang en voorlopige resultaten. Wij hebben daarom de volgende vragen:

1. Wat ziet de wethouder als de belangrijkste resultaten van de pilot tot nu toe?

We hebben in de pilot een start gemaakt met de samenwerking tussen de maatschappelijke
organisaties uit Utrecht en de Rijkspartijen onder regie van de gemeente Utrecht. Daarbij hebben we inzicht gekregen in de verwachtingen die alle deelnemende partijen bij de pilot hebben en wat binnen de LSO-besprekingen de (on)mogelijkheden zijn richting het realiseren van bestendige oplossingen binnen de huidige kaders, wet- en regelgeving. Er is de wil om de pilot tot een succes te maken, maar de randvoorwaarden zoals voldoende mandaat en doorzettingsmacht blijven onderwerp van gesprek, ook op bestuurlijk niveau tussen Rijk en de LVV-gemeenten en in de 2e Kamer.

2. De samenwerking in het Lokaal Samenwerkingsoverleg (LSO) waarin gemeente, maatschappelijke organisaties, DT&V en de IND overleggen over casussen werd vanaf het begin gezien als cruciaal, maar door de zeer verschillende uitgangspunten ook wel ‘spannend’. Hoe is de samenwerking op dit moment? Wat gaat het goed en waar zitten knelpunten? Op welke wijze proberen deelnemers aan het overleg de doelen te bereiken?

De samenwerking is moeizaam gebleken. Er is in het eerste jaar ervaring opgedaan met dossiers bespreken en we zijn tegen fundamentele issues en knelpunten aan gelopen. IND denkt mee over verrijking van dossier door te wijzen op mogelijkheden die de NGO’s misschien hebben gemist. DT&V denkt mee over welke wegen nog meer bewandeld zouden kunnen worden om identiteit en nationaliteit aan te tonen of aan reispapieren te komen. NGO’s leggen vanuit hun professionaliteit een dossier zo volledig mogelijk neer in het LSO met de vraag waar zien jullie nog mogelijkheden om tot een oplossing te komen? Die vraag heeft tot nu toe tot weinig antwoorden geleid. Het belangrijkste knelpunt is de mandaatkwestie dan wel het gebrek aan doorzettingsmacht van de Rijkspartijen om
bestendige oplossingen te realiseren binnen de bestaande wet- en regelgeving. IND en DT&V denken wel mee aan verrijking van het dossier, maar de LSO-leden van de IND hebben binnen de eigenorganisatie geen doorzettingsmacht om de conclusie van het LSO als een zwaarwegend advies mee te geven in de beslissing op bijvoorbeeld toelatingszaken.

3. Wordt in het LSO nog steeds uitgegaan van ‘de Utrechtse aanpak’ zoals ook in de motie beschreven?

Wij blijven benadrukken dat de Utrechtse werkwijze uitgangspunt is voor de Utrechtse pilot LVV. Dat betekent dat het proces van aanmelding 1e lijn via het aanmeldloket en voor de 2e lijn via de Stichting INLIA als vigerende praktijk blijft staan. Als na screening bij het aanmeldloket is besloten de persoon toe te laten, dan is deze vanaf die dag toegelaten tot de LVV. De vigerende praktijk is ook dat de Utrechtse maatschappelijke organisaties onderling bepalen waar iemand opvang krijgt en wie de begeleiding oppakt. Het bespreken van LVV-casussen in het LSO kan en mag niet schadelijk voor de persoon zijn. Dat blijft het uitgangspunt, waarbij we werken aan een bestendige oplossing. NGO’s hebben ook een eigen verantwoordelijkheid als het gaat om begeleiding, duur van de opvang en indien aan de orde uitplaatsing. Uiteindelijk ligt de regie bij de gemeente. Dit is de kern van de Utrechtse aanpak die wij al vele jaren hanteren en daar is niets in veranderd.

4. In hoeverre is er in Utrecht inderdaad sprake van het realiseren van de genoemde bestendige oplossingen? Worden de gehoopte ‘doorbraken’ op ingewikkelde casussen inderdaad bereikt? Hoeveel bestendige oplossingen voor casussen zijn er vanaf de start van de pilot gerealiseerd en hoeveel daarvan zijn daadwerkelijk besproken in het LSO?

Zoals in de tussenrapportage is aangegeven hebben we in de afgelopen periode veel ervaring
opgedaan in het bespreken van complexe dossiers met onze samenwerkingspartners, maar helaas moeten we ook constateren dat bovenstaande verwachting het afgelopen jaar nog niet waar kon worden gemaakt binnen de pilot-LVV in Utrecht, evenmin in de ander pilot gemeenten. In Utrecht zijn slechts twee van de in totaal 30 gerealiseerde bestendige oplossingen gerealiseerd doordat NGO’s deze twee dossiers hebben aangedragen voor het LSO en in samenwerking met de LSO-leden hebben opgelost. De overige oplossingen werden bereikt zonder aanvullende interventie van de Rijkspartijen. Hieruit blijkt dat het aantal gehoopte doorbraken op complexe casussen nu nog achterblijft. Dat is ook de reden dat we meer casussen gaan bespreken in het LSO en slimmer gaan opschalen. Er is één Utrechtse casus opgeschaald naar landelijk niveau, nog zonder resultaat. In juli 2020 worden nog 2 casussen opgeschaald. Landelijk is afgesproken dat alle pilotgemeenten meer casussen op gaan schalen.

5. Hoe verhoudt de situatie in Utrecht zich tot de samenwerking en resultaten in andere pilot gemeenten?

In andere steden is minder toelating gerealiseerd maar wel meer terugkeer. Dit gaat echter gepaard met een veel grotere groep mensen die met onbekende bestemming vertrekken of waarvoor de opvang beëindigd wordt. Op dit moment zien we dat vanuit de asielzoekerscentra weer gestart is met het beëindigen van de Rijksopvang voor uitgeprocedeerden, die dan deels weer bij de steden aankloppen voor hulp. Meer mensen op straat is voor de gemeenten geen oplossing, want dat is juist ook nu het Rijksbeleid wat zij kritisch bezagen. In Utrecht is illegaliteit oplossen en voorkomen het uitgangspunt en is ‘Met
Onbekende Bestemming vertrekken’ geen gewenste uitkomst.

6. Zijn er al resultaten of lessen te melden ten aanzien van het onderdeel activering – dat in Utrecht speciale focus krijgt?

De activering van de doelgroep wordt binnen de pilot LVV gezien als een belangrijk instrument dat bij kan dragen aan het realiseren van een bestendige oplossing. Daarvoor wordt per individu maatwerk geleverd om de populatie “future free” cursussen te laten volgen dan wel vakgericht bezig te laten zijn. Dit stimuleert weer eigen regie nemen in het leven. Er zijn 70 ongedocumenteerden die aan (vakgerichte) cursussen en activiteiten meedoen zoals computerles, het leren maken van een app, alfabetisering les, Engelse les en lassen, maar die ook actief in bijvoorbeeld een moestuin meedoen. Soms zijn het regelmatige lessen en soms incidentele. We hebben meer experimenteerruimte vanuit de LVV-steden gevraagd op het terrein van activering. Er wordt nog onvoldoende experimenteerruimte
vanuit het Rijk geboden als het gaat om activering.

7. Hoe kijkt de wethouder naar het vervolg van de pilot? Zijn er zaken die anders of beter moeten om de komende maanden een succes te maken van de LVV-pilot?

Zoals aangegeven in de tussenrapportage zullen we de komende periode binnen de pilot inzetten op gezamenlijk slimmer en sneller opschalen naar de juiste niveaus om toch de doorbraken te realiseren waar we met alle partners naar op zoek zijn. Daarnaast hopen we op deze manier te komen tot noodzakelijke wijzigingen in landelijk beleid en wet- & regelgeving. Daardoor kunnen we in de tweede helft van de pilot minder tijd aan discussies over bovenstaande verschillen van inzicht besteden zodat er binnen het Lokaal Samenwerking Overleg effectiever kan worden gewerkt en er meer casussen
behandeld kunnen worden.

8. Welke invloed heeft corona op de uitvoering van de LVV-pilot? Kunnen alle geplande activiteiten voldoende doorgang hebben?

De tussenrapportage 1 april 2019 - 1 april 2020 laat nog niet veel effect van de Corona crisis zien. Alle activiteiten en begeleiding zijn zoveel mogelijk online doorgegaan. Er is intensief in alle talen over het Corona virus en de maatregelen voorlichting gegeven. Er hebben zich geen besmettingen voorgedaan, een groot compliment voor NGO’s en doelgroep is op zijn plaats. Bij de Rijkspartijen is een prop ontstaan in het beslisproces op asielprocedures, maar deze wordt nu snel ingelopen. Wel is de nachtopvangvanaf de start van de Corona crisis bij de Toevlucht 24 uursopvang en zijn de ervaringen daarmee positief. We zien dat de doelgroep harder werkt aan de oplossing van hun situatie en oriënteren ons op
de vraag of we dit structureel moeten maken.

Anne-Marijke Podt, D66
Maarten van Heuven, Partij voor de Dieren
Rachel Streefland, CU
Ilse Raaijmakers, PvdA
Mahmut Sungur, DENK
Fred Dekkers, GroenLinks
Ruurt Wiegant, SP
Dimitri Gilissen, VVD
Eva Oosters, S&S