Schrif­te­lijke vragen Mense­lijke Maat


Indiendatum: 13 dec. 2021

Schriftelijke vragen 301/2021

De menselijke maat in het systeem van de overheid en de kloof tussen de beleidsvorming en de uitvoering is een thema dat hoog op de agenda staat, zowel landelijk als lokaal. Op alle plaatsen waar mensen geregeld contact hebben met de overheid, is het voor betrokkenen (inwoners én professionals) zoeken naar de menselijkheid in het systeem: naar echt contact, naar maatwerk, het voorkomen van hokjes, potjes en van het kastje naar de muur. Kort samengevat de wereld tussen beleid en balie.

Voor de zomer 2021 is er door de Utrechtse gemeenteraad een ad hoc werkgroep in het leven geroepen om te bepalen of, en zo ja hoe, een (raads)onderzoek naar de uitvoering van het gemeentelijke beleid wenselijk is. De ad hoc werkgroep heeft onderzoeksbureau de DSP-groep eind augustus 2021 de opdracht gegeven om een quick scan naar (het gebrek aan) de menselijke maat te doen op basis van bestaande onderzoeken, rapportages, raadsvoorstellen, -brieven en -vragen. Er zijn door de werkgroep elf onderwerpen voor het onderzoek geselecteerd op basis van ervaringen en signalen rondom de menselijke maat die raadsleden in de afgelopen raadsperiode vanuit de stad hebben ontvangen.

Het oordeel van de werkgroep op basis van het rapport is dat een vervolgonderzoek naar de menselijke maat door een nog op te richten onderzoekscommissie van de raad nu niet opportuun is. Uit het vooronderzoek is onvoldoende directe bewijslast naar voren gekomen die een raadsonderzoek rechtvaardigt. Inhoudelijk is er wel een aantal aanknopingspunten om direct werk te maken van het verbeteren van de menselijke maat.

Alle fracties van de Utrechtse gemeenteraad hebben daarover de volgende vragen:

1. Kan het college aangeven hoe het volgens hen gesteld is met de ‘menselijke maat’ binnen de gemeentelijke organisatie?

2. Hoe kijkt het college naar het uitgevoerde vooronderzoek van DSP? Zijn er zaken die het college opvielen die aandacht behoeven? En/of juist zaken die zij niet herkent?

3. Zijn er volgens het college nog vervolgstappen nodig op basis van dit onderzoek en/of andere signalen? Zo ja, hoe is het college dit (mogelijk in samenspraak met de raad) voornemens op te pakken?

4. In het onderzoek komt de bijzondere bijstand naar voren als een regeling die ingewikkeld is om aan te vragen. De hoeveelheid bewijsstukken die aangeleverd moet worden maakt het aanvraagproces tijdrovend en verwarrend, vooral voor mensen met beperkte vaardigheden. De voorwaarden zijn complex, zelfs voor hulpverleners. Door verschillende raadsleden is hier al vaker naar gevraagd en er zijn hier ook al stappen in gezet. Hoe wordt de toegankelijkheid van de bijzondere bijstand verder gemonitord en welke mogelijke verbeteringen ziet het college?

5. Bij lokale belangenbehartigers Cosbo, Solgu en de WMO-cliëntenraad komen regelmatig signalen over knelpunten in de menselijke maat bij toekenning van het persoonsgebonden budget (pgb) binnen en hierover ook incidenteel bij de Nationale Ombudsman. Het landelijk beeld is dat 23% van de pgb-houders wantrouwen ervaart en/of te maken heeft met slechte bejegening door instanties. Kan het college aangeven hoe dit beeld bij Utrechtse pgb-houders is?

6. In het onderzoek is ook de toekenning van hulpmiddelen binnen de WMO bekeken. Uit stukken van de WMO-cliëntenraad blijkt dat de ambtenaren graag het ongevraagd advies van de WMO-cliëntenraad aan het college wilden zien zien (blz. 12 DSP). Voor de fracties staat voorop dat onafhankelijk en ongevraagd advies altijd mogelijk moet zijn. De behoefte aan deskundigheid en onafhankelijk advies wordt ook onderschreven door de recente Monitoringrapportage 2021 van het College voor de Rechten van de Mens. Hoe bevordert het college de inbreng van onafhankelijk, deskundig advies, en hoe borgt het college de onafhankelijkheid van cliëntenraden?

7. Uit het onderzoek komt naar voren dat in de begeleiding van jongvolwassenen de leeftijd 18-/18+ een belangrijk kantelpunt is en dat de keuzes die daar gemaakt worden consequenties kunnen hebben voor de lange termijn. Het onderzoek constateert dat er weinig informatie bekend is over problemen in de uitvoering. Wat is de actuele stand van zaken op dit onderwerp, hoe is de uitvoering georganiseerd, met welke resultaten en hoe wordt daarbij zoveel mogelijk recht gedaan aan de menselijke maat?

8. Het aanvragen van een briefadres voor dak- en thuislozen is mogelijk. Eerder bleek uit landelijke signalen dat het echter ingewikkeld is om een briefadres aan te vragen. Hier is toen een verbetertraject op ingezet. Wat is daar de stand van zaken van? Zijn er in de tussentijd nog andere signalen binnengekomen?

9. Kan het college aangeven of er recent onderzoek is naar knelpunten in de triage binnen de jeugdzorg? En zo nee, is het college bereid te onderzoeken of zich hier knelpunten voordoen waar het gaat om het in geding komen van de menselijke maat?

10. De gemeenteraad in Enschede heeft een onderzoekscommissie onderzoek laten doen naar de menselijke maat. De commissie heeft recent het rapport ‘Maatvoering is Mensenwerk II’ gepubliceerd. De situatie in Enschede is anders dan in Utrecht, toch kunnen elementen uit het rapport bruikbaar zijn, bijv. aangaande een onafhankelijke integriteitscommissie. Hoe beoordeelt het college het onderzoeksrapport en wat zijn hieruit aanbevelingen die voor Utrecht van meerwaarde kunnen zijn (en op welke wijze)?

11. Hoe zorgt het college dat het onderwerp ‘de menselijke maat’ en het verkleinen van de kloof tussen beleid en balie de aandacht krijgt en blijft krijgen binnen de gemeentelijke organisatie die het verdient – ook zeker in het licht van het toeslagenschandaal en het rapport van de Tijdelijke Onderzoekscommissie Uitvoeringsorganisaties ‘Klem tussen balie en beleid’?

12. Op 2 december jl. heeft de wethouder in de commissie ZWCS toegezegd om het opzetten van een Inclusieteam te verkennen. De eerste uitwerking van het plan wordt in Q1 2022 verwacht. Kan het college ervoor zorg dragen dat het onderwerp 'menselijke maat' als een van de aandachtspunten hierin wordt meegenomen?

Has Bakker, D66
Maarten van Heuven, Partij voor de Dieren

Julia Kleinrensink, GroenLinks
Rick van der Zweth, PvdA
Rachel Streefland, ChristenUnie
Mahmut Sungur, DENK
Dimitri Gilissen, VVD
Bert van Steeg, CDA
Tessa Sturkenboom, Student & Starter
David Bosch, PVV
Cees Bos, Stadsbelang Utrecht
Tim Schipper, SP

De door ons gestelde vragen zullen enig uitzoek- en denkwerk vragen. Wij hebben daarom – indien gewenst – begrip voor een ruimere beantwoordingstermijn dan gebruikelijk. Daarbij geldt wat ons betreft dat kwaliteit voor snelheid gaat. Wel vragen wij de antwoorden voor het einde van deze raadsperiode beschikbaar te hebben.

Indiendatum: 13 dec. 2021
Antwoorddatum: 8 feb. 2022

Schriftelijke vragen 301/2021

De menselijke maat in het systeem van de overheid en de kloof tussen de beleidsvorming en de uitvoering is een thema dat hoog op de agenda staat, zowel landelijk als lokaal. Op alle plaatsen waar mensen geregeld contact hebben met de overheid, is het voor betrokkenen (inwoners én professionals) zoeken naar de menselijkheid in het systeem: naar echt contact, naar maatwerk, het voorkomen van hokjes, potjes en van het kastje naar de muur. Kort samengevat de wereld tussen beleid en balie.

Voor de zomer 2021 is er door de Utrechtse gemeenteraad een ad hoc werkgroep in het leven geroepen om te bepalen of, en zo ja hoe, een (raads)onderzoek naar de uitvoering van het gemeentelijke beleid wenselijk is. De ad hoc werkgroep heeft onderzoeksbureau de DSP-groep eind augustus 2021 de opdracht gegeven om een quick scan naar (het gebrek aan) de menselijke maat te doen op basis van bestaande onderzoeken, rapportages, raadsvoorstellen, -brieven en -vragen. Er zijn door de werkgroep elf onderwerpen voor het onderzoek geselecteerd op basis van ervaringen en signalen rondom de menselijke maat die raadsleden in de afgelopen raadsperiode vanuit de stad hebben ontvangen.

Het oordeel van de werkgroep op basis van het rapport is dat een vervolgonderzoek naar de menselijke maat door een nog op te richten onderzoekscommissie van de raad nu niet opportuun is. Uit het vooronderzoek is onvoldoende directe bewijslast naar voren gekomen die een raadsonderzoek rechtvaardigt. Inhoudelijk is er wel een aantal aanknopingspunten om direct werk te maken van het verbeteren van de menselijke maat.

Alle fracties van de Utrechtse gemeenteraad hebben daarover de volgende vragen:

1. Kan het college aangeven hoe het volgens hen gesteld is met de ‘menselijke maat’ binnen de gemeentelijke organisatie?

Binnen de gemeente Utrecht werken we dagelijks aan het leveren van betrouwbare producten, diensten en informatie aan onze inwoners. Dit doen we door begripvol, sensitief te zijn en waar mogelijk met oog voor de menselijke maat. Voor het overgrote deel gaat dit goed. Onze dienstverlening wordt goed gewaardeerd en daar waar het niet goed gaat proberen we dit ook te herstellen en van te leren. Zo verbeteren we onze dienstverlening continu. Ook zijn er al goede voorbeelden waarin we in staat blijken om meer langs de menselijke maat te handelen. Denk aan de City Deal Maatwerk, ons servicepunt waar iedereen met vragen waar hij niet uitkomt terecht kan of in specifieke casussen rondom de bijzondere bijstand en aanvragen PGB (zie ook antwoord 4 en 5). Ondanks dat er veel goed gaat, zijn we ons er ook van bewust dat we nog vele stappen moeten en kunnen maken met name op het punt van de menselijke maat. Dit zien we terug in onder andere de volgende knelpunten die we vanuit onze eigen praktijk constateren.
• Kloof beleid en uitvoering: binnen Utrecht is er op sommige plekken sprake van een kloof tussen (landelijk) beleid en uitvoering. Goed bedoeld beleid is soms te weinig getoetst met de praktijk. Dit met als gevolg dat het beleid niet goed uitlegbaar is of dat het doel van het beleid niet (voldoende) wordt gerealiseerd. Het beter laten aansluiten van beleid en uitvoering is de komende jaren een aandachtspunt.
• Beperkte benutting van de discretionaire ruimte: we constateren dat medewerkers nu vaak onvoldoende kennis en kunde hebben om langs de menselijke maat te kunnen handelen. Medewerkers werken nu veelal langs (geautomatiseerde) standaardprocessen en worden nog te weinig getraind om uitzonderingen op tijd te herkennen. En daar waar het wel herkend wordt, zijn medewerkers vaak onvoldoende in staat om, binnen de grenzen van de wet, de ruimte te kennen en te benutten om de meest passende handelingen te kunnen doen. Handelingen die soms afwijken van de voorgeschreven procedures en regels door de landelijke overheid of het beleid van de eigen organisatie. Werken aan het vergroten van het benutten van deze discretionaire ruimte is nodig.
• Beperkte tijd: Om verschil te kunnen maken waar dat nodig is, moeten de medewerkers in de uitvoering meer tijd beschikbaar hebben voor de interactie met de inwoner. Om te zorgen dat de persoon en de situatie voldoende in beeld is én om een iets andere route te volgen dan het standaardproces als dat beter is. De formatie van de uitvoeringsorganisaties is (grotendeels) gebaseerd op het volume van het aantal producten/diensten * de doorlooptijd van het standaardproces (p*q). Met de wens om meer conform de menselijke maat te handelen is dit in een aantal organisatieonderdelen een knelpunt.
• Beperkte financiële ruimte om te investeren in kwaliteit en kwantiteit van medewerkers in de uitvoering: de financiële middelen in de dienstverlening zijn erop gericht om de dienstverlening op peil te houden maar dit is niet meer voldoende. Er wordt steeds meer van medewerkers in de uitvoering verwacht als cruciaal schakelpunt tussen de inwoner en de overheid. Medewerkers moeten niet alleen processen op een goede manier kunnen uitvoeren, van hen wordt nu ook gevraagd om uitzonderingen te herkennen en vanuit een breder pallet aan mogelijkheden de meest passende aanpak en route te kiezen en doorlopen. Als we dit verwachten dan is het ook noodzakelijk dat we structureel investeren in de kwaliteit van de medewerkers in de uitvoering.

2. Hoe kijkt het college naar het uitgevoerde vooronderzoek van DSP? Zijn er zaken die het college opvielen die aandacht behoeven? En/of juist zaken die zij niet herkent?

Het uitgevoerde vooronderzoek richt zich nu enkel en alleen op het sociaal domein. We herkennen dat uiteraard in het sociaal domein de menselijke maat belangrijk is en dat het niet handelen langs de menselijke maat vaak ook grote consequenties kan hebben, vooral voor de kwetsbare inwoner. Constaterend dat het vertrouwen in de overheid onder druk staat en dat de kwaliteit van de uitvoering hier een belangrijke rol in speelt, is het niet voldoende om op een enkel onderdeel of domein te investeren. De meeste inwoners baseren hun beeld van de (uitvoering van) de gemeente op de kwaliteit van álle uitvoering. Het inzamelen, hoe snel wordt een melding van een kapotte lantaarnpaal verholpen, de aanvraag van een paspoort, het huwelijk, de vergunning voor de dakkapel. Op álle onderdelen moeten we ons een begripvolle en betrouwbare overheid tonen. Het is daarmee een gemeentebrede manier van werken waar we echt nog stappen in kunnen en willen nemen (zie antwoord 1). Naast de scope die wat ons betreft verbreed moet worden naar de uitvoering in de volle breedte, valt ook op dat het onderzoek zich baseert op de ‘formele’ schriftelijke signalen. Dat vinden wij een te hoogdrempelig signaleringsniveau. Met name de veelheid van signalen die de inwoners en onze eigen medewerkers actief of passief aan ons geven moet worden meegenomen om het beeld te completeren. Tot slot valt het ons op dat bij het onderzoek voor zover ons bekend uitsluitend is gebaseerd op schriftelijk onderzoek en dat er géén contact is geweest met de uitvoeringsorganisaties. Het lijkt ons niet mogelijk om de vraag over de kwaliteit van de uitvoering te beantwoorden zonder de uitvoering hierin te betrekken.

3. Zijn er volgens het college nog vervolgstappen nodig op basis van dit onderzoek en/of andere signalen? Zo ja, hoe is het college dit (mogelijk in samenspraak met de raad) voornemens op te pakken?

Ja, om de stap te maken om in alle domeinen langs de menselijke maat te werken, is het nodig om te investeren. Naast investeren in tijd, aandacht en geld is het investeren in de medewerkers het belangrijkste. Want om daadwerkelijk te handelen vanuit de inwoner zal de medewerker meer tijd, ruimte, kennis en competenties moeten hebben om naast de standaardprocessen ook het verschil te kunnen maken als dat aan de orde is. Welke keuzen we hierin kunnen maken en welke ambitie we daarin nemen is wordt momenteel uitgewerkt.

4. In het onderzoek komt de bijzondere bijstand naar voren als een regeling die ingewikkeld is om aan te vragen. De hoeveelheid bewijsstukken die aangeleverd moet worden maakt het aanvraagproces tijdrovend en verwarrend, vooral voor mensen met beperkte vaardigheden. De voorwaarden zijn complex, zelfs voor hulpverleners. Door verschillende raadsleden is hier al vaker naar gevraagd en er zijn hier ook al stappen in gezet. Hoe wordt de toegankelijkheid van de bijzondere bijstand verder gemonitord en welke mogelijke verbeteringen ziet het college?

Een aanvraag voor bijzondere bijstand wordt individueel beoordeeld en vraagt om maatwerk. Het is bedoeld om mensen te helpen die wegens bijzondere omstandigheden zelf niet in de gelegenheid zijn geweest om te reserveren voor bepaalde uitgaven, of die uitgaven niet hadden kunnen verwachten. Om goed te kunnen beoordelen of dat het geval is, is er specifieke informatie nodig. Bijzondere bijstand is niet alleen voor inwoners met een bijstandsuitkering, maar ook voor inwoners met een andere inkomstenbron. Met de opgevraagde informatie kan worden bekeken of iemand zelf wel of niet de draagkracht heeft om de uitgaven te bekostigen. Als er minder informatie zou worden opgevraagd wordt de bijzondere bijstand meer generiek en daarmee ontstaat de vraag of bijzondere bijstand nog passend is in individuele gevallen. Waar mogelijk proberen we wel voorwaarden te versoepelen en meer financiële armslag te bieden. Zo is bijvoorbeeld vorig jaar de bijzondere bijstand voor de vervanging van witgoed voor inwoners met een minimuminkomen omgezet van een lening naar een gift. Omdat er veel informatie nodig is, is het voor sommige inwoners inderdaad lastig om bijzondere bijstand aan te vragen. Daarom kunnen ze op verschillende manieren hulp krijgen bij het doen van een aanvraag voor bijzondere bijstand. Inwoners kunnen telefonisch contact opnemen. We kijken dan samen met de inwoner wat voor diegene de beste manier is om te helpen bij de aanvraag. Inwoners kunnen ook een afspraak maken om de hele aanvraag samen door te nemen en in te dienen. Daarnaast hebben we een loket op het stadskantoor waar mensen met vragen naartoe kunnen. Ook het buurtteam en U-centraal kunnen helpen met het doen van een aanvraag. Als het voornemen is om de aanvraag af te wijzen wordt geprobeerd telefonisch in contact te komen met de aanvrager. Soms helpt dat om nieuwe informatie te krijgen, maar dit gesprek kan ook worden gebruikt om toelichting te geven waarom een aanvraag wordt afgewezen. Ook hulpverleners en professionals kunnen contact opnemen met de gemeente. Zo is er een direct e-mailadres voor ze beschikbaar en zijn er informatiedocumenten beschikbaar. Ook maken we samen met onze partners werkafspraken om aanvragen soepeler en sneller te laten verlopen. Met de partners in de stad zal ook overleg worden gevoerd om te bekijken wat nodig is om aanvragen nog laagdrempeliger, toegankelijker en begrijpelijker te maken. Daarnaast wordt ook het Virtueel inkomensloket ontwikkeld, dat een belangrijke bijdrage zal leveren in het toegankelijk maken van armoederegelingen. Gegevens van derden over (o.a.) het inkomen worden hier automatisch ingeladen en opgehaald, wat het aanvraagproces voor meerdere regelingen versimpelt. De Individuele Inkomenstoeslag (IIT) is de eerste regeling die hierin wordt getest. Als blijkt dat dit een succes is, kan het systeem worden uitgebreid naar andere armoederegelingen. Voor de bijzondere bijstand zal het opnemen in het Virtueel Inkomensloket tot relatief weinig verbetering leiden, omdat er specifiekere informatie nodig is voor de beoordeling van de aanvraag dan de meer generieke informatie die in het inkomensloket komt te staan.

5. Bij lokale belangenbehartigers Cosbo, Solgu en de WMO-cliëntenraad komen regelmatig signalen over knelpunten in de menselijke maat bij toekenning van het persoonsgebonden budget (pgb) binnen en hierover ook incidenteel bij de Nationale Ombudsman. Het landelijk beeld is dat 23% van de pgb-houders wantrouwen ervaart en/of te maken heeft met slechte bejegening door instanties. Kan het college aangeven hoe dit beeld bij Utrechtse pgb-houders is?

Dit beeld is niet door/voor Utrecht onderzocht. Cijfers houden we hierover niet bij, maar we herkennen het beeld dat budgethouders het vervelend vinden om zich te moeten verantwoorden over de zorg die zij willen inzetten. Ouders ervaren het regelmatig als onprettig als zij bevraagd worden om zo te onderzoeken of er andere vormen van ondersteuning mogelijke zijn. Helemaal als er veel vragen gesteld worden voor een relatief kleine aanvraag. We krijgen dan wel eens terug dat mensen aangeven dat ze niet weten wat ze nog meer moeten doen om duidelijk te maken waarom ze iets nodig hebben. Het vragen om hulp ligt vaak gevoelig. Mensen vinden het vaak al een hele stap om hulp te vragen. We merken dat het helpt om vragen zoveel mogelijk mondeling te stellen. Medewerkers van de buurtteams, van de regionale toegang en van het Wmo loket doen erg hun best om binnen de mogelijkheden maatwerk te leveren en ze krijgen dan ook vaak terug dat mensen dat enorm waarderen. We zijn altijd op zoek naar oplossingen. Alleen komt het wel voor dat de oplossingen niet stroken met de oplossing die de client wil. Ook hebben mensen vaak gevoel van het kastje naar de muur gestuurd te worden omdat vragen vaak verschillende wetten raken of doordat er verschillende loketten zijn die er “iets mee moeten”. Het Buurtteam, de gemeente, maar ook de SVB. Helaas wordt er ook misbruik gemaakt van de mogelijkheid van PGB. Om dit aan de voorkant te voorkomen worden er voor de toekenning ook wat vragen gesteld om meer zekerheid te krijgen of iemand of zijn vertegenwoordiger het budget zelf en op een juiste manier inzet. Dit kan als wantrouwend worden ervaren. We zijn samen met Buurtteam jeugd en gezin gestart om het PGB proces van aanvraag tot toekenning nogmaals goed te bekijken. De signalen van onvrede hierover nemen we daarbij mee, ook middels verdiepende interviews. De knelpunten die daaruit inzichtelijk worden, gaan we verbeteren en zullen we ook benutten bij het vergelijkbare proces bij de WMO PGB’s. We zullen de belangenbehartigers en de cliëntenraad vragen om hun signalen goed geduid met de ambtelijke organisatie te blijven delen en met hen afspreken welke acties wij hierop nemen. Naast onze eigen verbeteringen, zal het landelijke traject PGB 2.0 verbetering op het proces moeten brengen. In opdracht van VWS is daarnaast een evaluatie uitgevoerd over betekenis en waarde van PGB en aan de tweede kamer aangeboden. Wellicht komen aanpassingen, verbeteringen naar aanleiding hiervan.

6. In het onderzoek is ook de toekenning van hulpmiddelen binnen de WMO bekeken. Uit stukken van de WMO-cliëntenraad blijkt dat de ambtenaren graag het ongevraagd advies van de WMO-cliëntenraad aan het college wilden zien zien (blz. 12 DSP). Voor de fracties staat voorop dat onafhankelijk en ongevraagd advies altijd mogelijk moet zijn. De behoefte aan deskundigheid en onafhankelijk advies wordt ook onderschreven door de recente Monitoringrapportage 2021 van het College voor de Rechten van de Mens. Hoe bevordert het college de inbreng van onafhankelijk, deskundig advies, en hoe borgt het college de onafhankelijkheid van cliëntenraden?

Wij vinden de adviezen, gevraagd en ongevraagd, van cliëntenraden en vertegenwoordigers zeer belangrijk en gaan daarmee aan de slag. De cliëntenraden worden ook betrokken in de gesprekken die wij met organisaties hebben. De WMO-cliëntenraad heeft een eigen aanspreekpunt binnen de ambtelijke organisatie. Er zijn afspraken gemaakt over het proces rond uitgebrachte adviezen, de terugkoppeling over wat er gedaan wordt met het advies en de termijnen waarbinnen dit gebeurt. De opmerking dat ambtenaren het ongevraagd advies van de WMO-cliëntenraad wilde zien, was op geen enkele manier bedoeld om het advies inhoudelijk bij te stellen. In het kader van de professionaliseringsslag waar de WMO Cliëntenraad mee bezig was, is er in onderling overleg afgesproken dat er meegelezen zou worden en een terugkoppeling gegeven zou worden over opbouw en onderbouwing van het advies.

7. Uit het onderzoek komt naar voren dat in de begeleiding van jongvolwassenen de leeftijd 18-/18+ een belangrijk kantelpunt is en dat de keuzes die daar gemaakt worden consequenties kunnen hebben voor de lange termijn. Het onderzoek constateert dat er weinig informatie bekend is over problemen in de uitvoering. Wat is de actuele stand van zaken op dit onderwerp, hoe is de uitvoering georganiseerd, met welke resultaten en hoe wordt daarbij zoveel mogelijk recht gedaan aan de menselijke maat?

Met het opgaveteam jongvolwassenen (16-27 jaar) werken we in Utrecht aan een integrale aanpak voor jongvolwassenen in een kwetsbare positie op één of meerdere leefgebieden. Het doel voor deze jongvolwassenen is een soepele overgang naar zelfstandigheid. We zetten daarom in op het versterken van de doorgaande lijn en samenhangende professionele ondersteuning op de verschillende domeinen: woonomgeving, inkomen, school of werk, zorg en veiligheid. Met behulp van ervaringsdeskundigen en U-2B Heard! blijven we scherp op de menselijke maat en de samenhang in de ondersteuning binnen deze domeinen. Zij geven gevraagd en ongevraagd advies op basis van hun kennis en ervaringen uit de praktijk. Sinds 2021 bestaat daarnaast het Utrechtse Jeugdpanel dat meedenkt, adviseert en ook co-creëert op vraagstukken van de gemeente Utrecht. Afgelopen jaar is onderzoek gedaan naar de informatievoorziening voor jongeren die 18 worden. Hieruit bleek dat er behoefte is aan een eigen informatiesite voor jongeren, 18 in Utrecht, met een overzicht van alles wat ze moeten weten, mogen en moeten regelen. Deze informatievoorziening wordt in 2022 gerealiseerd. Om de overgang van begeleiding vanuit de jeugdhulp naar de Wmo goed te laten verlopen is in 2020 in de inkoop de ontwikkelopgave ‘Meer perspectief voor jongvolwassenen’ opgenomen. In deze ontwikkelopgave werken we samen met de aanvullende zorgpartijen en beide buurtteamorganisaties, om knelpunten in de overgang te signaleren en op te lossen. Het uitgangspunt is dat jongvolwassenen met een zorg- of begeleidingsvraag doorgaande en passende ondersteuning krijgen op weg naar zelfstandigheid. De zorgvraag en het toekomstperspectief van de jongvolwassene zijn leidend, niet de leeftijd. Voor jongeren die vanuit het praktijkonderwijs (pro) of voortgezet speciaal onderwijs (vso), veelal op hun achttiende, het onderwijs gaan verlaten werken we als gemeente nauw samen met het onderwijs. Voordat jongeren gaan uitstromen vinden transitiegesprekken plaats waarbij een RMC-medewerker, werkmatcher of jobhunter vanuit de gemeente aansluit. Op deze manier werken we aan een warme overdracht bij de overgang van onderwijs naar werk en bijbehorende begeleiding van de gemeente. Dit stelt ons in staat maatwerk te leveren in de overgang van deze jongeren naar werk en volwassenheid. Tot slot: Binnen de participatiewet hebben jongvolwassenen een uitzonderingspositie. Zo geldt voor hen een zoektermijn, en mogen in de regel hun inkomsten niet vrij worden gelaten. Als gevolg van de corona crisismaatregelen is de zoektermijn en de inkomstverrekening voor jongeren tot oktober 2021 niet meer toegepast. Wij hebben besloten deze maatregelen komend jaar voort te zetten. Voor jongvolwassenen die een aanvraag doen betekent dit dat zij meteen worden uitgenodigd voor een intakegesprek en, indien er recht is, de uitkering nu binnen 8 weken in plaats van 12 weken wordt toegekend. Het effect van het opheffen van de zoektermijn is dat er sneller maatwerk kan worden geboden doordat jongvolwassenen meteen een intake krijgen. Daarnaast hebben jongvolwassenen minder zorgen over hun bestaanszekerheid doordat de uitkering sneller kan worden toegekend. Door de inkomsten van jongvolwassenen niet te verrekenen met de uitkering gaat werken ook voor hen lonen. Voor meer informatie over de opgave jongvolwassenen en een volledig overzicht van de inzet, uitvoering en resultaten op alle leefdomeinen verwijzen we u naar de Raadsbrief Voortgangsrapportage opgave jongvolwassenen 2021.

8. Het aanvragen van een briefadres voor dak- en thuislozen is mogelijk. Eerder bleek uit landelijke signalen dat het echter ingewikkeld is om een briefadres aan te vragen. Hier is toen een verbetertraject op ingezet. Wat is daar de stand van zaken van? Zijn er in de tussentijd nog andere signalen binnengekomen?

Landelijk waren er signalen dat niet elke gemeente een briefadres kon verstrekken. Daar is landelijk een verbetertraject opgezet en een gevolg van dat traject is nieuwe wetgeving waarbij elke gemeente verplicht is om een briefadres te verstrekken als de inwoner voldoet aan de voorwaarden. Voor de status van het landelijke verbetertraject en eventuele andere signalen verwijzen wij naar het ministerie van BZK. In Utrecht volgen we de landelijke trajecten en signalen en hebben lokaal aandacht voor maatwerk. We streven ernaar om de dienstverlening rondom briefadressen binnen de wet- en regelgeving uit te voeren met oog voor de menselijke maat. Zo wordt al meerdere jaren een briefadres verstrekt aan dak- en thuislozen voor zowel een particulier briefadres als een briefadres op het Stadsplateau. Briefadressen worden in de regel in Utrecht altijd verstrekt als dat nodig is en als de aanvraag voldoet aan de voorwaarden. Er is een goed werkend integraal briefadresoverleg tussen Stadsteam Backup, W&I en Burgerzaken, waar maatwerk geleverd wordt en -als dat aan de orde is- de combinatie met het aanbod hulpverlening goed verloopt.

9. Kan het college aangeven of er recent onderzoek is naar knelpunten in de triage binnen de jeugdzorg? En zo nee, is het college bereid te onderzoeken of zich hier knelpunten voordoen waar het gaat om het in geding komen van de menselijke maat?

Het klopt dat er geen recent onderzoek sec naar triage is uitgevoerd, en we zijn niet voornemens dat te gaan doen. Onder triage verstaan we in Utrecht dat kinderen/gezinnen met ondersteuningsbehoefte zo snel als nodig passende hulp krijgen. Om dit voor elkaar te krijgen wordt intensief samengewerkt tussen buurtteams die zelf jeugdhulp verlenen, de aanvullende zorg, JGZ, huisartsen, de samenwerkingsverbanden, de jeugdbescherming, het onderwijs en sociale andere partners. Wij zijn continu met onze partners in gesprek over wat er goed gaat en wat er verbeterd kan worden om kinderen/gezinnen tijdig passende hulp te bieden. Op casusniveau betrekken professionals - met betrokkenheid van het gezin - vaak andere professionals bij een kennismakingsgesprek of vervolggesprek. Als jeugdhulp wordt gegeven kan ook tussentijds een andere professional worden betrokken. Denk aan een professional van Koos of Spoor030, als er schulden zijn een driegesprek met Schulddienstverlening of de huisarts verwijst de patiënt naar de gezinswerker op de praktijk of plant een gezamenlijk gesprek in. De aanpak is afhankelijk van de situatie en de professionele inschatting. Waar hulpverleners signaleren dat het onvoldoende lukt om (gezamenlijk) een passende oplossing te organiseren (bijv. door ingewikkelde regelgeving) kunnen zij casussen inbrengen bij het Citydealoverleg ( Eenvoudig Maatwerk - Agendastad.) Voor SVMN (Samen Veilig Midden Nederland) geldt dat vooral Veilig Thuis belast is met triage, in het geval van (vermoeden van) huiselijk geweld en kindermishandeling. De omgang en communicatie met de cliënt heeft bij SVMN extra aandacht in het zogenoemde Koersprogramma. Met klachten van cliënten over onderwerpen als bejegening wordt zorgvuldig omgegaan: deze worden waar mogelijk in concrete acties omgezet en daarover wordt op gezette tijden aan de gemeente gerapporteerd. In dit kader is het ook goed om te melden dat we in Overvecht onder meer op dit punt een intensieve samenwerking hebben in de proeftuin Kind- en gezinsbescherming (buurtteams met Veilig Thuis, SAVE en RvdK). We onderzoeken waar het mogelijk is om een gezamenlijke veiligheidsbeoordeling (triage) te doen en of het buurtteam kan ondersteunen bij een aanmelding preventieve jeugdbescherming bij SAVE.
Tot slot het Verweij Jonker onderzoek: “eigenwijs transformeren”, ‘Deze gemeenten lukte het wél om de jeugdhulp te veranderen zonder dat het financieel uit de hand liep’ - Verwey-Jonker Instituut: van maart 2021, gaat in op de toegang tot jeugdhulp: “Het is ook belangrijk om op te merken dat deze gemeenten zich vanaf het eerste begin hebben gerealiseerd dat de sleutel tot succes is gelegen in het organiseren van een sterke (toegang tot) eerstelijns jeugdhulp en preventieve ondersteuning en dat de transformatie valt of staat met het ombuigen van een volumetrend zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van de jeugdhulp. Dat betekent dat deze gemeenten al vroeg inzagen dat het ontwikkelen van een sterke toegang alleen niet voldoende is, maar dat er ook geïnvesteerd moest worden in de betrokkenheid van enerzijds voorliggende voorzieningen en anderzijds specialistische jeugdzorgaanbieders en jeugdbescherming / veilig thuis bij de toegang.
Verder wordt in de samenvatting aangehaald:
“In alle gemeenten is een sterke basis in de eerste lijn gevormd. Een basis uitgaande van wederkerigheid en veelal langdurige samenwerking. Alle gemeenten kennen een hoogwaardige (toegang tot) eerstelijns jeugdhulp, ook al is de organisatievorm anders. Waarbij er altijd daadwerkelijk ambulante jeugdhulp wordt gegeven. Deze eerstelijns jeugdhulp is dichtbij bij vindplaatsen als onderwijs en huisartsen georganiseerd en er is nauwe samenwerking met zowel het bredere sociale domein als de specialistische jeugdhulp veelal op basis van een netwerkmodel. “Ook de specialistische jeugdhulp ontwikkelt zich door de interactie met jeugdprofessionals in de toegang.” Utrecht is een van de vijf onderzochte gemeenten.

10. De gemeenteraad in Enschede heeft een onderzoekscommissie onderzoek laten doen naar de menselijke maat. De commissie heeft recent het rapport ‘Maatvoering is Mensenwerk II’ gepubliceerd. De situatie in Enschede is anders dan in Utrecht, toch kunnen elementen uit het rapport bruikbaar zijn, bijv. aangaande een onafhankelijke integriteitscommissie. Hoe beoordeelt het college het onderzoeksrapport en wat zijn hieruit aanbevelingen die voor Utrecht van meerwaarde kunnen zijn (en op welke wijze)?

Het rapport Maatvoering is Mensenwerk is een rapport waar wij zeker lering uit kunnen trekken. Evenals de landelijke rapporten Werk aan Uitvoering die adviezen van eenzelfde strekking kennen. Zoals gesteld in vraag 3 willen we in Utrecht het werken aan een betrouwbare overheid met de menselijke maat de komende jaren breed aanpakken. En daarmee zeker niet alleen in het sociaal domein. Het is een opgave die gemeentebreed over al onze producten en diensten heen zou moeten gelden. De manier waarop en de snelheid waarmee we dat willen doen hangt daarmee nog af van ambitieniveau en middelen die hiervoor ter beschikking kunnen worden gesteld. Dit is een vraagstuk voor de nieuwe coalitie.

11. Hoe zorgt het college dat het onderwerp ‘de menselijke maat’ en het verkleinen van de kloof tussen beleid en balie de aandacht krijgt en blijft krijgen binnen de gemeentelijke organisatie die het verdient – ook zeker in het licht van het toeslagenschandaal en het rapport van de Tijdelijke Onderzoekscommissie Uitvoeringsorganisaties ‘Klem tussen balie en beleid’?

Zie antwoord nr. 3 en 10.

12. Op 2 december jl. heeft de wethouder in de commissie ZWCS toegezegd om het opzetten van een Inclusieteam te verkennen. De eerste uitwerking van het plan wordt in Q1 2022 verwacht. Kan het college ervoor zorg dragen dat het onderwerp 'menselijke maat' als een van de aandachtspunten hierin wordt meegenomen?

Ja, dat kan.

Has Bakker, D66
Maarten van Heuven, Partij voor de Dieren
Julia Kleinrensink, GroenLinks
Rick van der Zweth, PvdA
Rachel Streefland, ChristenUnie
Mahmut Sungur, DENK
Dimitri Gilissen, VVD
Bert van Steeg, CDA
Tessa Sturkenboom, Student & Starter
David Bosch, PVV
Cees Bos, Stadsbelang Utrecht
Tim Schipper, SP

De door ons gestelde vragen zullen enig uitzoek- en denkwerk vragen. Wij hebben daarom – indien gewenst – begrip voor een ruimere beantwoordingstermijn dan gebruikelijk. Daarbij geldt wat ons betreft dat kwaliteit voor snelheid gaat. Wel vragen wij de antwoorden voor het einde van deze raadsperiode beschikbaar te hebben.

Interessant voor jou

Mondelinge vragen Eindelijk handhaving productiecapaciteit De Trip Lage Weide?

Lees verder

Mondelinge vragen Bomen, terras, parkeerplaats of toch liever bomen?

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer