Schrif­te­lijke vragen Naar een progressief Utrechts drugs­beleid


Indiendatum: 22 mrt. 2021

Schriftelijke vragen 86/2021

Begin 2021 heeft D66 het Utrechts Drugsmanifest (ook bijgevoegd bij deze SV) overhandigd aan burgemeester Dijksma en wethouder Eerenberg (Volksgezondheid). Doel van het tienpuntenplan is inzetten op een drugsbeleid waarin volksgezondheid en een betere aanpak van veiligheidsvraagstukken voorop staan.

Al decennia wordt er een oorlog tegen drugs gevoerd met ook nadelige effecten voor onze stad en haar inwoners. Méér repressie gaat het verschil niet maken. Het is tijd om het anders te gaan doen. Waarbij gezondheid, veiligheid en vrijheid voorop staan. Ook moet meer aandacht komen voor het milieu. De fracties van D66, Partij voor de Dieren, PvdA, Student & Starter en SP vinden het tijd voor een meer progressief drugsbeleid, zowel landelijk als lokaal. Daarom hebben zij de volgende vragen:

NB. Naar aanleiding van het drugsmanifest willen de fracties graag het debat aangaan met andere partijen en het college. In voorbereiding daarop vinden wij het belangrijk te weten hoe het college aankijkt tegen de voorstellen die in het drugsmanifest staan. De door ons gestelde vragen zullen enig uitzoekwerk vragen, in een coronatijd die voor de afdelingen veiligheid en volksgezondheid druk is. Wij hebben daarom – indien gewenst – begrip voor een ruimere beantwoordingstermijn dan gebruikelijk. Daarbij geldt wat ons betreft dat kwaliteit voor snelheid gaat.

Landelijk drugsbeleid, lokale doorwerking

1. Hoe beoordeelt het college het landelijke drugsbeleid en de lokale doorwerking hiervan op het gebied van volksgezondheid, veiligheid, individuele vrijheid en het milieu (productie drugs)? Is het college het met de vragenstellers eens dat het huidige systeem van gedogen niet goed functioneert en dat verbetering urgent en gewenst is (ook gezien de kabinetsformatie)?

2. Kan het college zich wat betreft de gewenste ontwikkeling van het landelijk drugsbeleid en de lokale doorwerking hiervan vinden in de beweging die in het Utrechts Drugsmanifest wordt geschetst? D.w.z. (legale) regulering van de minst schadelijke vormen van drugs (zie ook bovenstaande twee grafieken)?

Voorstel 1 (xtc-experiment)

Een van de voorstellen uit het Utrechts Drugsmanifest is het doen van een lokaal xtc-experiment. Dit voorstel is met name ontleend aan de aanbevelingen van de Denktank MDMA beleid.

3. Hoe beoordeelt het college de conclusies en aanbevelingen van deze denktank? Wat is er naar oordeel van het college nodig om een dergelijk x shop model in te voeren?

Voorstel 2 (testen)

4. Hoe zijn de ervaringen met het laten testen afgelopen jaar met het oog op corona? Zullen het informeren van gebruikers en de testmogelijkheden zodra uitgaans- en festivalleven weer opstart weer mogelijk zijn op het ‘normale’ (pre-corona) niveau?

5. Wat is ervoor nodig om het laagdrempelig laten testen van drugs op festivals (wanneer i.v.m. corona weer mogelijk) in te zetten en uit te breiden in onze stad?

6. Hoe vindt samenwerking plaats met festivalorganisatoren, -bezoekers en bijv. Jellinek/ Unity om testen sneller en normaler te maken?

7. Is er meer zicht op de aanschaf van een FTIR, zoals aan de orde gesteld in de SV 2019 nr. 190?

Voorstel 3 (spreiding coffeeshops)

8. Hoe beoordeelt het college het eigen coffeeshopbeleid wanneer gekeken wordt naar het relatief lage aantal Utrechtse shops in vergelijking met andere grote steden? Wat is volgens het college de reden dat niet alle ruimte voor mogelijke locaties van coffeeshops benut wordt in Utrecht?

9. Wat zou ervoor nodig zijn om meer ruimte voor (tijdelijke) initiatieven en nieuwe vormen van verkooplocaties mogelijk te maken in Utrecht?

10. Is het college met ons van mening dat spreiding over onze – sterk groeiende - stad gewenst is?

11. Al zo’n 10 jaar wordt er nu gewerkt aan het plan ‘De binnenstad voorbij’. Wanneer kunnen wij de opening van de drive-in coffeeshop verwachten in Utrecht? Hoe gaat dit eruit zien en wordt dit ook voor fietsers geschikt gemaakt?

Voorstel 4 (thuisteelt)

12. Hoe kijkt het college aan tegen het gebruik van wiet voor medicinale doeleinden?

13. Is het college eens dat Utrechters als zij de richtlijnen van de PGMCG volgen thuisteelt voor medicinaal gebruik niet strafbaar zou moeten zijn?

Voorstel 5 (beschermen Utrechtse jongeren)

14. Welke mogelijkheden ziet het college om (ervoor te pleiten om) de succesvolle NIX18- campagne te verbreden van alleen alcohol en roken naar andere, door jongeren veelgebruikte vormen van drugs?

Voorstel 7 (effectieve inzet politie en handhaving)


In december 2020 ontvingen we de brief over de aanpassing van het zgn. Damocles-beleid. Daarin lazen we over een aantal ontwikkelingen die ons bevallen, maar ook over besluiten die we minder goed vinden.

15. In juni 2019 informeerde de burgemeester de raad dat van het aantal zaken waarbij artikel 13b van de Opiumwet werd toegepast, in 100% van de Utrechtse gevallen leidde tot een positieve uitspraak van de Raad van State. Zijn er sinds dat moment tot nu toe gevallen geweest waar een negatieve uitspraak gegeven werd, en kunnen die worden toegelicht?

16. Zijn er al (voorzichtige) conclusies te trekken uit de werking van de eind 2020 aangepaste beleidsregel? Wordt hierop geëvalueerd, en zo ja, wanneer kunnen wij op de hoogte gesteld worden over deze resultaten?

17. Is het college het met ons eens dat door de focus meer te leggen op de aanpak van de meest schadelijke vormen van drugs (zie hierboven), de veiligheidsinzet van de gemeente, politie en OM effectiever en efficiënter kan worden?

Voorstel 8 (onderzoek drugseconomie)

Wij vinden dat het bestrijden van de zwaarste criminaliteit prioriteit zou moeten zijn. Dogma’s in het huidige (landelijke) drugsbeleid lijken daarbij in de weg te zitten. Hierover is weinig onderzoek beschikbaar. Wij willen dat er, aan de hand van de Utrechtse situatie, wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen gedaan worden waarmee de volksgezondheid en de veiligheid in onze stad gediend kunnen worden. Daarin dient ook te worden ingegaan op de geschiktheid en effectiviteit van wetgeving m.b.t. drugsgebruik, drugsgerelateerde delicten en de aanpak van ondermijnende criminaliteit.

18. Is het college bereid onderzoek te laten doen naar deze brede scope op de ‘drugseconomie’ in Utrecht? Wil het college daarover een onderzoeksopzet voorbereiden en met de raad delen?

Voorstel 9 (coalition of the willing)

19. Welke mogelijkheden ziet het college om samen met andere gemeenten een coalitie op te richten met als doelen: (a) onderlinge uitwisseling om lokaal drugsbeleid te verbeteren/veranderen en samen op te trekken om een lobbyagenda te formuleren; en b) zo effectief een lobby richting het kabinet te voeren t.b.v. het verbeteren van het landelijke drugsbeleid?

Voorstel 10 (burgerberaad)

20. Is het college bereid om een lokaal burgerberaad over de toekomst van het Utrechts drugsbeleid in het leven te roepen, met als doel concrete voorstellen uit te werken (met hulp van experts) en daarmee ook het maatschappelijk debat hierover aan te jagen?

21. Als dit lokaal burgerberaad er komt, wat zouden dan de belangrijkste vragen zijn die het college aan deze groep burgers wil voorleggen?

Gesteld door:
Has Bakker en Maarten Koning, D66
Maarten van Heuven, Partij voor de Dieren
Hester Assen en Bülent Isik, PvdA
Tessa Sturkenboom, Student & Starter
Ruurt Wiegant, SP

Indiendatum: 22 mrt. 2021
Antwoorddatum: 2 jun. 2021

Schriftelijke vragen 86/2021

Begin 2021 heeft D66 het Utrechts Drugsmanifest (ook bijgevoegd bij deze SV) overhandigd aan burgemeester Dijksma en wethouder Eerenberg (Volksgezondheid). Doel van het tienpuntenplan is inzetten op een drugsbeleid waarin volksgezondheid en een betere aanpak van veiligheidsvraagstukken voorop staan.

Al decennia wordt er een oorlog tegen drugs gevoerd met ook nadelige effecten voor onze stad en haar inwoners. Méér repressie gaat het verschil niet maken. Het is tijd om het anders te gaan doen. Waarbij gezondheid, veiligheid en vrijheid voorop staan. Ook moet meer aandacht komen voor het milieu. De fracties van D66, Partij voor de Dieren, PvdA, Student & Starter en SP vinden het tijd voor een meer progressief drugsbeleid, zowel landelijk als lokaal. Daarom hebben zij de volgende vragen:

NB. Naar aanleiding van het drugsmanifest willen de fracties graag het debat aangaan met andere partijen en het college. In voorbereiding daarop vinden wij het belangrijk te weten hoe het college aankijkt tegen de voorstellen die in het drugsmanifest staan. De door ons gestelde vragen zullen enig uitzoekwerk vragen, in een coronatijd die voor de afdelingen veiligheid en volksgezondheid druk is. Wij hebben daarom – indien gewenst – begrip voor een ruimere beantwoordingstermijn dan gebruikelijk. Daarbij geldt wat ons betreft dat kwaliteit voor snelheid gaat.

Landelijk drugsbeleid, lokale doorwerking

Inleiding beantwoording college
Het drugsbeleid in de gemeente Utrecht staat al jaren in een traditie van innovaties en lokale experimenten. Daarbij is altijd sprake van evenwicht in het beleid door het verbinden van preventie en voorlichting over de soms ernstige schade gezondheidsschade van drugs, hulp- en ondersteuning voor degenen die dat nodig hebben, oog voor de veiligheid en leefbaarheid in de wijken -onder meer via omgevingsbeheer rond kwetsbare voorzieningen-, en het bestrijden van drugsoverlast en drugscriminaliteit. Deze integrale aanpak is ons inzien essentieel voor een effectief drugsbeleid. Uitgedrukt in actieprogramma’s en initiatieven wijzen wij op Utrecht als één van de voorlopers in het land bij innovaties als de behandeling van verslaafden met heroïne onder medisch toezicht, het starten van gebruiksruimten en het hostelprogramma voor dakloze verslaafden. Ook heeft Utrecht een lange traditie in de preventie en monitoring van drugs via de spreekuren van het Drugs Monitoring Informatie Systeem, in combinatie met ‘peer to peer’ voorlichting door vrijwilligers van Unity op festivals. Van recenter datum is Utrecht bekend als pleitbezorger van het eerste uur voor liberalisering van het cannabisbeleid. Daarmee heeft Utrecht mede aan de wieg gestaan van het landelijk experiment gesloten coffeeshopketen, zij het dat de stad helaas niet is aangewezen als experimenteergemeente. Tegen deze achtergrond hebben wij het drugsmanifest gelezen en uw vragen beantwoord.


1. Hoe beoordeelt het college het landelijke drugsbeleid en de lokale doorwerking hiervan op het gebied van volksgezondheid, veiligheid, individuele vrijheid en het milieu (productie drugs)? Is het college het met de vragenstellers eens dat het huidige systeem van gedogen niet goed functioneert en dat verbetering urgent en gewenst is (ook gezien de kabinetsformatie)?

Het Rijk formuleert de kaders voor het landelijke drugsbeleid. Lokale mogelijkheden zijn ervoor zover het Rijk daarvoor de ruimte biedt. In het landelijk beleid, geformuleerd in het verlengde van internationale verdragen, geldt al ruim veertig jaar met het uitgangspunt dat drugsbeleid primair volksgezondheidsbeleid is. Gebruik is niet strafbaar, bezit, handel, teelt en transport daarentegen wel. Daarbij is vanwege het belang van een scheiding van markten van meer en minder schadelijke drugs voor cannabis een uitzondering gemaakt voor de verkoop van kleine hoeveelheden via coffeeshops. Echter, in de praktijk werkt dit gedoogbeleid niet goed omdat het niet goed handhaafbaar en uitlegbaar is. Ook constateren wij een internationale beweging naar liberalisering, mede vanwege kritiek op beleid dat vooral is ingegeven door bestrijding (een oorlog tegen drugs). Experimenten gebaseerd op het onderzoeken van mogelijkheden tot het reguleren van cannabis passen in deze internationale trend. Vandaar dat de gemeente voortrekker is geweest bij initiatieven gericht op het realiseren van een experiment met een gesloten coffeeshopketen. Tegelijkertijd constateren wij ook de noodzaak van goed evenwicht in drugsbeleid voor gezondheid en openbare orde en veiligheid. Dit kwam ook tot uiting in het mede door Utrecht geïnitieerde VNGrapport. Het failliet van het gedogen. In dit rapport is er gelijke aandacht voor preventie, gezondheid en veiligheid/repressie. De gemeente, het Openbaar Ministerie en de politie zien vanwege de grote maatschappelijk ontwrichtende gevolgen, de noodzaak van een sterke inzet op ondermijning en het bestrijden van drugscriminaliteit. De burgemeester heeft toegezegd om voor de zomer met een nota te komen over de aanpak van ondermijnende effecten van drugscriminaliteit. Het voorgaande overziend is sprake van een complex beleidsdossier met weinig lokale beleidsruimte.


2. Kan het college zich wat betreft de gewenste ontwikkeling van het landelijk drugsbeleid en de lokale doorwerking hiervan vinden in de beweging die in het Utrechts Drugsmanifest wordt geschetst? D.w.z. (legale) regulering van de minst schadelijke vormen van drugs (zie ook bovenstaande twee grafieken)?

De Opiumwet kent een zogeheten lijstensystematiek. Op lijst 1 staan drugs met een onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid, zoals heroïne, cocaïne, MDMA, amfetamine en LSD. Op lijst 2 staan drugs met minder grote risico’s zoals cannabis, paddo’s, qat en benzodiazepines. Het Rijk besluit over plaatsing, op basis van risicobeoordelingen voor de volksgezondheid door het CAM (Coördinatiepunt Assessment en Monitoring van nieuwe drugs, geplaatst bij het RIVM). Herplaatsing is ook mogelijk, zoals bij GHB. Deze drug is van lijst 2 naar lijst 1 verplaatst. Gezien de plaatsing van MDMA op lijst 1 is er geen aanleiding om MDMA te zien als een minder schadelijke vorm van drugs waarbij regulering een optie is. Het vorige Kabinet heeft op 9 juli 2019 aangegeven dat legalisering van ecstasy niet aan de orde is. In de motivatie wijst minister Grapperhaus op ondermijnende criminaliteit gepaard aan de productie, internationale afspraken over de bestrijding van drugs en de nog grotendeels onbekende gezondheidsrisico’s (Kamerbrief over brede aanpak synthetische drugs).


Voorstel 1 (xtc-experiment)

Een van de voorstellen uit het Utrechts Drugsmanifest is het doen van een lokaal xtc-experiment. Dit voorstel is met name ontleend aan de aanbevelingen van de Denktank MDMA beleid.

3. Hoe beoordeelt het college de conclusies en aanbevelingen van deze denktank? Wat is er naar oordeel van het college nodig om een dergelijk x shop model in te voeren?

De denktank en de wetgever verschillen blijkbaar van mening over de schadelijkheid van MDMA en de wenselijkheid van regulering. De discussie daarover is aan de denktank, het kabinet en de Tweede Kamer om dit verschil van inzicht te overbruggen. Vanwege het ontbreken van eigen onderzoek of speciale expertise zien wij onszelf niet als partij in dit debat. Zie verder ook de antwoorden 1 en 2 over de noodzaak van ruimte voor experimenten bij het Rijk en het standpunt van het kabinet. Daarnaast zijn wij bereid tot het voeren van een stadsgesprek (zie antwoord 20).


Voorstel 2 (testen)

4. Hoe zijn de ervaringen met het laten testen afgelopen jaar met het oog op corona? Zullen het informeren van gebruikers en de testmogelijkheden zodra uitgaans- en festivalleven weer opstart weer mogelijk zijn op het ‘normale’ (pre-corona) niveau?

De testservice in Utrecht is net als voor corona op twee avonden per week open. Door coronamaatregelen is bezoek aan de testservice alleen op afspraak mogelijk. Zodra coronamaatregelen het toestaan wordt teruggekeerd naar het oude model van een inloopspreekuur. De doelgroep weet de testservice goed te vinden op dit moment. Jellinek houdt bij het weer toestaan van feesten rekening met een grote toeloop. Dit willen ze opvangen met extra inzet van medewerkers.


5. Wat is ervoor nodig om het laagdrempelig laten testen van drugs op festivals (wanneer i.v.m. corona weer mogelijk) in te zetten en uit te breiden in onze stad?

Ook al wordt MDMA gezien als drug met onaanvaardbare risico’s, het wordt gebruikt. Daarom zijn monitoring en voorlichting over zo min mogelijk schadelijk gebruik van belang. Testen op festivals is in Nederland echter in 1999 gestopt en in 2002 bij Kamermotie afgewezen (zie link). Intrekken van dit verbod is nodig om testen op festivals mogelijk te maken. Experts zijn hier overigens geen voorstander van. En het kabinet gaf in antwoord op Kamervragen over testen op festivals in 2019 aan dat Nederland via het landelijke (*)Drugs Informatie Monitoring Systeem over een goede infrastructuur beschikt en dat er aan testen op festivals juridische, praktische, technische en financiële knelpunten kleven. Gezien het bovenstaande lijkt het beter om in dit verband ook te kijken naar testen rond of in de nabijheid van festivals, mits dat verantwoord kan. Wij gaan bij Jellinek en het Trimbos instituut na wat volgens hen een model voor testen op of rond festivals is waar zij achter kunnen staan. Wij informeren u over de antwoorden van deze experts.


6. Hoe vindt samenwerking plaats met festivalorganisatoren, -bezoekers en bijv. Jellinek/ Unity om testen sneller en normaler te maken?

Er is goede samenwerking tussen festivalorganisatoren, Jellinek/Unity en de gemeente (vergunningsverleners van de gemeente). Testen op festivals is geen gespreksonderwerp, gezien het landelijke verbod (zie vraag 5).


7. Is er meer zicht op de aanschaf van een FTIR, zoals aan de orde gesteld in de SV 2019 nr. 190?

In de beantwoording op SV 2019 190 is gesteld dat het uitbreiden van spreekuren gezien werd als belangrijkste actie om het knelpunt van druk op spreekuren te verminderen. Deze uitbreiding is gerealiseerd. Een FTIR zou een mogelijke aanvulling zijn en Jellinek zou graag willen beschikken over een FTIR. Dat zou via subsidie gerealiseerd moeten worden. Binnen het beschikbare budget voor verslavingspreventie zien wij geen mogelijkheden om naast andere preventietaken extra te investeren in testfaciliteiten.

Voorstel 3 (spreiding coffeeshops)

8. Hoe beoordeelt het college het eigen coffeeshopbeleid wanneer gekeken wordt naar het relatief lage aantal Utrechtse shops in vergelijking met andere grote steden? Wat is volgens het college de reden dat niet alle ruimte voor mogelijke locaties van coffeeshops benut wordt in Utrecht?

Het huidige vestigingsbeleid voor coffeeshops biedt ruimte aan maximaal 17 coffeeshops, waarbij er momenteel 11 in exploitatie zijn. Met dit aantal lukt het de ondernemers om in een behoefte te voorzien van de Utrechtse cannabisgebruiker. Wij denken dat met het maximumaantal coffeeshops het ontstaan van niet-gedoogde verkooppunten, te grote (verkeers)druk op shops en coffeeshops met een hele grote omzet voorkomen wordt. De groei van de stad en de daarmee mogelijk gepaard gaande toename in vraag naar cannabis past binnen het maximumbeleid.


Aanvragen voor nieuwe coffeeshops worden -kortgezegd- getoetst op de landelijk geldende gedoogcriteria en het lokale vestigingsbeleid. Denk hierbij aan het levensgedrag van aanvrager/leidinggevende(n), minimale afstanden tot andere coffeeshops, scholen en woonstraten, woon- en leefklimaat- en openbare orde en veiligheidsmotieven, wijk- en stedelijke (ruimtelijke) afwegingen. Dit maakt het ingewikkeld maar niet onmogelijk voor nieuwe coffeeshophouders om zich te vestigen in Utrecht. Hiervan getuige ook de vestiging van de coffeeshop aan de Vlampijpstraat en de mogelijkheden voor vestiging van een coffeeshop aan de Tennesseedreef. Echter, aanvragen voor coffeeshops op nieuwe locaties kunnen rekenen op maatschappelijke weerstand. Wij rekenen op de steun van uw raad als wij voorstellen doen voor nieuwe initiatieven voor coffeeshops. Graag verwijzen wij u naar de uitgebreide raadsbrief van 15 april 2019 (kenmerk 6058172) waarin de procedurele regels rondom een aanvraag voor vestiging van een nieuwe coffeeshop uitgebreid staan beschreven.


9. Wat zou ervoor nodig zijn om meer ruimte voor (tijdelijke) initiatieven en nieuwe vormen van verkooplocaties mogelijk te maken in Utrecht?

Zie ons antwoord onder vraag 8.


10. Is het college met ons van mening dat spreiding over onze – sterk groeiende - stad gewenst is?

Ja.


11. Al zo’n 10 jaar wordt er nu gewerkt aan het plan ‘De binnenstad voorbij’. Wanneer kunnen wij de opening van de drive-in coffeeshop verwachten in Utrecht? Hoe gaat dit eruit zien en wordt dit ook voor fietsers geschikt gemaakt?

Het initiatief voor het plan ‘De binnenstad voorbij’ voor een coffeeshop aan de rand van de stad betreft een initiatief dat realisatie op gemeentegrond betreft. Dit bleek complex te zijn en ingewikkeld te verlopen, getuige het verloop van de jaren. Hierover is uw raad geregeld ingelicht. De verwachting is dat voor de zomer wordt besloten over de huurovereenkomst. De noodzakelijke aanvraagprocedure voor de exploitatie van de coffeeshop kan daarna van start gaan. De ondernemer/exploitant van de beoogde coffeeshop richt zich in zijn plannen voornamelijk op bezoekers die met de auto komen. Verkoop kan echter ook aan bezoekers die lopende of met de fiets komen, alhoewel dit -gezien de locatie aan de rand van de stad- minder voor de hand ligt.


Voorstel 4 (thuisteelt)

12. Hoe kijkt het college aan tegen het gebruik van wiet voor medicinale doeleinden?

In Nederland is het mogelijk om cannabis van een gereguleerde kwaliteit en samenstelling via de apotheek op recept te verkrijgen. In Nederland is dit geregeld binnen de kaders van het enkelvoudig verdrag inzake verdovende middelen, kort gezegd via een aanwijzing voor de productie door de Minister en een Nationaal Bureau dat toeziet op de oogsten en het alleenrecht heeft op verkoop. Voor het gebruik van cannabis voor medicinale doeleinden is goede voorlichting en begeleiding noodzakelijk, waarin verstrekking via de apotheek voor
ziet.

13. Is het college eens dat Utrechters als zij de richtlijnen van de PGMCG volgen thuisteelt voor medicinaal gebruik niet strafbaar zou moeten zijn?

Aan medicinale wiet worden strenge eisen gesteld op het gebied van productie, kwaliteit en samenstelling. Wordt daaraan voldaan dan kan de minister ontheffing verlenen. Wij zijn van mening dat alleen sprake kan zijn van medicinale wiet als voldaan is aan bovenstaande kwaliteitseisen, ontleend aan de productie van geneesmiddelen. In de toetsing en beoordeling daarvan ziet het college geen rol voor de gemeente. (zie in dit verband verder het antwoord op Kamervragen over thuisteelt van medicinale wiet (link).


Voorstel 5 (beschermen Utrechtse jongeren)

14. Welke mogelijkheden ziet het college om (ervoor te pleiten om) de succesvolle NIX18- campagne te verbreden van alleen alcohol en roken naar andere, door jongeren veelgebruikte vormen van drugs?

Inhoudelijk is er niets tegen campagnes die zich richten op het beperken van middelengebruik. Het beste is om tijdens feesten geen drugs of alcohol te gebruiken en dat is al sinds jaar en dag het standaardadvies bij de testspreekuren. Hier speelt leeftijd geen rol. Dit advies krijgen jeugdigen net zo goed als volwassenen. Daarnaast willen wij wijzen op het aparte karakter van NIX 18. Dat was een integrale campagne die vooral goed werkte door de combinatie met maatregelen over de minimumleeftijd voor aankopen en een oudercomponent over opvoeding. Aankoop van drugs is verboden met uitzondering van cannabis. Maar daarvoor geldt dat het coffeeshops niet toegestaan is om jongeren onder 18 jaar toe te laten tot de coffeeshop of cannabis te verkopen. Vooral het eerste is een groot verschil met winkels die ook alcohol en tabak mogen verkopen. Daarnaast komt gebruik van alcohol en tabak veel voor onder jongeren. Bij druggebruik liggen de gebruikscijfers lager, bij harddrugs zelfs veel lager. Dat leidt tot de serieuze vraag bij preventiedeskundigen of een publiekscampagne dan wel het meest probate voorlichtingsinstrument is. Ook speelt een rol dat publiekscampagnes kunnen leiden tot een aanzuigende werking omdat het jongeren informeert over middelen en hen daarmee ook nieuwsgierig kan maken. Het argument baat het niet dan schaadt het niet gaat dus niet (helemaal) op in de afweging om een publiekscampagnes te lanceren.


Voorstel 7 (effectieve inzet politie en handhaving)


In december 2020 ontvingen we de brief over de aanpassing van het zgn. Damocles-beleid. Daarin lazen we over een aantal ontwikkelingen die ons bevallen, maar ook over besluiten die we minder goed vinden.

15. In juni 2019 informeerde de burgemeester de raad dat van het aantal zaken waarbij artikel 13b van de Opiumwet werd toegepast, in 100% van de Utrechtse gevallen leidde tot een positieve uitspraak van de Raad van State. Zijn er sinds dat moment tot nu toe gevallen geweest waar een negatieve uitspraak gegeven werd, en kunnen die worden toegelicht?

Er zijn geen volledig negatieve uitspraken geweest van de Raad van State. In één geval is de termijn van sluiten door de Raad van State wel teruggebracht van twaalf naar zes maanden
.

16. Zijn er al (voorzichtige) conclusies te trekken uit de werking van de eind 2020 aangepaste beleidsregel? Wordt hierop geëvalueerd, en zo ja, wanneer kunnen wij op de hoogte gesteld worden over deze resultaten?

De aangepaste beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet is op 17 december 2020 in werking getreden. Op het moment zijn er hierover nog geen conclusies te trekken. Eind dit jaar vindt er een evaluatie plaats waarover u zal worden geïnformeerd.


17. Is het college het met ons eens dat door de focus meer te leggen op de aanpak van de meest schadelijke vormen van drugs (zie hierboven), de veiligheidsinzet van de gemeente, politie en OM effectiever en efficiënter kan worden?

Aanpak van schadelijke vormen van drugs blijft de aandacht verdienen in de veiligheidsinzet, vanwege het (volks)gezondheidsaspect en de grote ontwrichtende effecten daarvan in de stad. Echter, het vereist een nieuw landelijk beleidskader als deze aandacht anders verdeeld gaat worden. Het landelijk wiet-experiment zal onder andere moeten aantonen in hoeverre het mogelijk is om een consistent beleid voor de hele cannabisketen (van productie tot verkoop) te realiseren. Daarnaast is preventief beleid (cannabisgebruik zoveel mogelijk tegengaan) en handhaving (zodat er een stevige prikkel is om het beleid na te leven) noodzakelijk. Kortom, in het verleggen van de focus op de aanpak van de hierboven beschreven meest schadelijke vormen van drugs alleen zien wij geen effectievere en efficiëntere inzet van de veiligheidsinzet, ook niet in experimentele vorm. Zie ook het antwoord op vraag 3.


Voorstel 8 (onderzoek drugseconomie)

Wij vinden dat het bestrijden van de zwaarste criminaliteit prioriteit zou moeten zijn. Dogma’s in het huidige (landelijke) drugsbeleid lijken daarbij in de weg te zitten. Hierover is weinig onderzoek beschikbaar. Wij willen dat er, aan de hand van de Utrechtse situatie, wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen gedaan worden waarmee de volksgezondheid en de veiligheid in onze stad gediend kunnen worden. Daarin dient ook te worden ingegaan op de geschiktheid en effectiviteit van wetgeving m.b.t. drugsgebruik, drugsgerelateerde delicten en de aanpak van ondermijnende criminaliteit.

18. Is het college bereid onderzoek te laten doen naar deze brede scope op de ‘drugseconomie’ in Utrecht? Wil het college daarover een onderzoeksopzet voorbereiden en met de raad delen?

Nee. In Nederland wordt al sinds decennia een pragmatisch beleid gevoerd waarbij drugsgebruik bespreekbaar is en realistische, evidence-based informatie wordt gegeven (voorlichtings- en preventiebeleid) en de Opiumwet primair gericht is op bescherming van de volksgezondheid. Landelijk wordt ingezet op het tegengaan van het gemak waarmee drugs worden gebruikt en hoe normaal dat onder sommige groepen wordt gevonden. Ook wordt daarbij een beroep gedaan op de verantwoordelijkheid van gebruikers en hun rol in het in standhouden van een illegale industrie met alle negatieve maatschappelijke gevolgen van dien. Voorstellen tot wijziging van het evenwicht van het landelijk drugsbeleid en tot onderzoeken dienen zich te richten tot het Kabinet.

Het Trimbos-Instituut geeft overigens jaarlijks met de Nationale Drug Monitor (NDM) een actueel overzicht in de grote stroom van informatie over het gebruik van drugs, alcohol en tabak in Nederland. Ook voert zij tal van onderzoeken uit in opdracht van de Minister van VWS. Gegevens over gebruik van alcohol, tabak, cannabis en lachgas in Utrecht zijn te vinden op de website van Volksgezondheidsmonitor Utrecht (zie: link, doorklikken naar thema leefstijl).

Het ondermijningsbeeld van de stad Utrecht (raadsbrief 19 april 2018, kenmerk 5278917) schetst een beeld over de lokale Utrechtse (drugs)criminaliteit (o.a. productie van en handel in drugs).

Zoals eerder aangegeven hebben wij zorgen over de impact van – vaak onzichtbare – georganiseerde drugscriminaliteit in de stad. We zien o.a. risico’s op jonge aanwas, zie ook de IVP voortgangsrapportage (raadsbrief 14 april 2021, kenmerk 8731205). Voor de zomer wordt geïnformeerd over een actueel veiligheidsbeeld met betrekking tot drugscriminaliteit.


Voorstel 9 (coalition of the willing)

19. Welke mogelijkheden ziet het college om samen met andere gemeenten een coalitie op te richten met als doelen: (a) onderlinge uitwisseling om lokaal drugsbeleid te verbeteren/veranderen en samen op te trekken om een lobbyagenda te formuleren; en b) zo effectief een lobby richting het kabinet te voeren t.b.v. het verbeteren van het landelijke drugsbeleid?

De start van een coalitie ligt bij de bereidheid om het gesprek aan te gaan over de bundeling van krachten. In gesprekken met collega-gemeenten of VNG gaan wij na wat het draagvlak is voor de door u gevraagde doelen onder a en b.


Voorstel 10 (burgerberaad)

20. Is het college bereid om een lokaal burgerberaad over de toekomst van het Utrechts drugsbeleid in het leven te roepen, met als doel concrete voorstellen uit te werken (met hulp van experts) en daarmee ook het maatschappelijk debat hierover aan te jagen?

Wij zijn bereid om met inwoners en experts een stadsgesprek te voeren over het gebruik en de beschikbaarheid van alcohol en drugs in Utrecht en wat inwoners weten en ervaren over de effecten daarvan op individuen en de stad als geheel. Van belang daarbij achten wij een open vraagstelling, een representatieve afspiegeling van inwoners en helderheid over en weer over de beperkte mogelijkheden voor een alternatief drugsbeleid op lokaal niveau. Deze eerste stap vinden wij noodzakelijk om te kunnen beoordelen of dit thema zich leent voor vervolgstappen in de door u gevraagde zin
.

21. Als dit lokaal burgerberaad er komt, wat zouden dan de belangrijkste vragen zijn die het college aan deze groep burgers wil voorleggen?

Zie ons antwoord op vraag 20.


Gesteld door:
Has Bakker en Maarten Koning, D66
Maarten van Heuven, Partij voor de Dieren
Hester Assen en Bülent Isik, PvdA
Tessa Sturkenboom, Student & Starter
Ruurt Wiegant, SP

Interessant voor jou

Mondelinge vragen Ongelijke behandeling demonstraties

Lees verder

Mondelinge vragen Stoppen van instroom in de noodopvang voor niet rechthebbenden

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer