Schriftelijke vragen Uitvoeringsplan Schoon Water en Kaderrichtlijn Water
Indiendatum: 19 feb. 2025
Schriftelijke vragen 27/2025
Op 12 februari ontving de raad de Raadsbrief Verbetering Oppervlaktewaterkwaliteit met daarin een link naar het Uitvoeringsplan Gezond Water in stad Utrecht. De Partij voor de Dieren heeft hier een aantal vragen over.
In de raadsbrief staat “Met het uitvoeren van de maatregelen verwachten we de streefbeelden in 2030 te gaan halen.” Nu geldt voor de ‘overige wateren’ geen resultaatverplichting, maar een inspanningsverplichting, maar er staat in het uitvoeringsplan (pagina 4) “In 2021 scoorden 26 van de 98 ecoscan meetlocaties in Utrecht op ecologische waterkwaliteit laag. (…) Bijna de helft van de watergangen voldoet nog niet aan de ecologische doelen 2027 zoals vastgesteld in het beleid van provincie Utrecht, HDSR en de gemeente Utrecht.”
1. Het is toch de bedoeling om aan het jaar 2027 vast te houden in plaats van 2030 om de streefbeelden te halen? Zo nee, hoe zit het nu precies?
Op pagina 5 van het uitvoeringsplan: “Er zijn externe factoren die de waterkwaliteit negatief kunnen beïnvloeden zoals klimaatverandering of toenemend recreatief gebruik van het oppervlaktewater.” Deze gevolgen zijn ook nog niet kwantificeerbaar (pagina 40), dus zijn niet eens meegenomen in het programma.
2. Erkent het college dat haar grote inzet op recreatief gebruik van het oppervlaktewater haaks staat op het behalen van de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water, voor zowel de stadswateren (resultaatverplichting) als voor de overige wateren (inspanningsverplichting)? Zo nee, waarom niet?
3. Zo ja, vindt het college het waard om hierdoor de doelstellingen niet te halen, wat ten koste gaat van de ecologie en sancties kan opleveren vanuit Europa?
Op pagina 6 staat: “Het verbeteren van de chemische waterkwaliteit (verontreinigde stoffen) valt buiten dit programma. Het afbouwen van vervuiling door riooloverstorten is bijvoorbeeld geen onderdeel van dit programma.”
4. Waarom vallen verontreinigende stoffen zoals riooloverstorten buiten dit programma? Dit zou juist een wezenlijk onderdeel moeten zijn van dit uitvoeringsplan om de waterkwaliteit te verbeteren. Er zijn nogal wat bronnen van watervervuiling die aangepakt moeten worden. Als die niet worden aangepakt in samenhang met bijvoorbeeld het aanleggen van waterplanten en het aantrekken van waterdieren, dan sterven er meer planten en dieren door die verontreinigende stoffen. Graag een toelichting waarom desondanks de aanpak van riooloverstorten geen deel uitmaakt van het programma.
5. Hoe zit het in de gemeente Utrecht met watervervuiling door vervuilende industrie en de vee-industrie (lozingen van voor dieren en planten gevaarlijke stoffen, uitspoelingen in wateren van (kunst)mest, medicatie voor landbouwdieren e.d.)? Hoeveel vervuiling ontstaat hierdoor en is er een toename of afname te zien?
5.A. Wat doet het college hieraan? Wat zijn hier de ambities op?
6. Is het college bereid om – liefst (maar niet noodzakelijk) samen met HDSR – het terugdringen van verontreinigende stoffen wél in het uitvoeringsplan op te nemen, aangezien bijvoorbeeld riooloverstorten sowieso de verantwoordelijkheid zijn van de gemeente? Zo nee, waarom niet?
7. En zo nee, kan het college uiteenzetten welke inspanningen zij wél concreet verricht om verontreinigende stoffen in de Utrechtse wateren terug te dringen? (Wij zijn op de hoogte van de inhoud van het Plan Water en Riolering en de teksten over riooloverstorten, maar er is meer nodig voor écht gezond water).
De samenwerking met HDSR loopt tot en met 2028. Dit zijn de doelstellingen: “Het eerste strategische doel is om minimaal het ecologische waterkwaliteitsniveau 'zichtbaar' voor de /hele stad te halen in 2027. Het tweede strategische doel is om in een aantal deelgebieden het hogere waterkwaliteitsniveau 'levendig' in 2028 te halen.” Op pagina 7 staat ook het jaar 2030, en ook vindt er eind 2030 nog een ecoscan plaats en later misschien nog meer monitoring. Op pagina 25 staat: “Eind 2028 is een rapportage beschikbaar die de effecten van de maatregelen evalueert, die inzicht biedt in het doelbereik en in de resterende monitoringsopgave om het doelbereik te bepalen.”
8. Wat gaat er tussen 2028 en 2030 gebeuren?
9. Hoe zien de plannen en de samenwerking met HDSR er ná 2028/2030 uit als het gaat om het nóg schoner maken en het schoon houden van de Utrechtse wateren? Na 2028 is het natuurlijk niet klaar, aangezien de wateren altijd negatief beïnvloed zullen worden door externe factoren.
Op pagina 14 staat ‘aanpak karpers’ en op pagina 22 staat ‘vermindering van bodemwoelende vis’ en ‘terughoudend zijn met uitzetten karpers’.
10. Gaat het alleen om karpers of ook om andere vissen en waterdieren? Zo ja, om welke dieren gaat het?
11. Wat houdt ‘aanpak karpers’ en ‘vermindering van bodemwoelende vis’ in? Worden deze dieren gedood? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat er dan gebeuren? En door wie?
12. En welke rol spelen hengelaars hierin? Want zij zijn degenen die karpers uitzetten om ze vervolgens op te hengelen. Wordt hen nu verboden om voortaan karpers uit te zetten? Zo nee, waarom niet?
13. Kan het college het plan van aanpak dat genoemd wordt op pagina 22 zodra dat beschikbaar is delen met de raad? Zo nee, waarom niet?
Op pagina 19 staat ‘beheer rietoevers Leidsche Rijn en Vleuten de Meern’.
14. Verblijven hier watervogels en insecten en in hoeverre wordt er rekening met hen gehouden?
Op pagina 20 staan geen concrete maatregelen voor 2025, alleen onderzoeken, het opstellen van richtlijnen en contracten. Op deze manier is de deadline van 2027 wel erg dichtbij.
15. Hoe kan het dat er in 2025 nog geen concrete maatregelen worden genomen, terwijl de doelstelling en deadline van de Kaderrichtlijn Water al jaren bekend zijn?
Op pagina 40 staat dat als er geen aannemer of ingenieursbureau gevonden wordt, de uitvraag ‘aantrekkelijker gemaakt moet worden’, omdat de uitvraag misschien ‘niet interessant genoeg is’.
16. Wat bedoelt het college met ‘aantrekkelijker maken’ en welke concessies is het college bereid te doen om een aannemer of ingenieursbureau te vinden? Gaat dit dan om geld of ook om het terugschalen van de ambities op het gebied van ecologie en waterkwaliteit? Zo ja, kan dit dan zomaar?
HDSR lijkt hogere ambities te hebben dan het college als het gaat om zoveel mogelijk wateren het waterkwaliteitsniveau ‘levendig’ te geven.
17. Heeft HDSR ervoor gezorgd dat nu méér wateren dan in het Plan Water en Riolering de doelstelling ‘levendig’ hebben gekregen in dit uitvoeringsplan? Zo ja, wat is het verschil tussen de doelstellingen in beide plannen? Zo nee, waarom niet?
18. Ziet het college inmiddels meer mogelijkheden om de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water voor alle wateren te halen in 2027? Zo nee, waarom niet?
In bijlage 2 van het Uitvoeringsplan staat een voorbeeld van een voortgangsrapportage.
19. Op welke manier(en) en wanneer wordt de raad op de hoogte gehouden van de vorderingen op het gebied van het Uitvoeringsplan Schoon Water? Middels deze voortgangsrapportages en/of op een andere manier?
20. Wanneer krijgt de raad meer informatie over de inspanningen van het college voor de stadswateren die wél een resultaatverplichting hebben in het kader van de Kaderrichtlijn Water (deadline 2027)?
Anne Sasbrink en Saskia Oskam, Partij voor de Dieren
Hans Geleijns, D66
Kerstin Steinhart, Stadsbelang Utrecht
Charlotte Passier, Volt
Indiendatum:
19 feb. 2025
Antwoorddatum: 19 mrt. 2025
Schriftelijke vragen 27/2025
Op 12 februari ontving de raad de Raadsbrief Verbetering Oppervlaktewaterkwaliteit met daarin een link naar het Uitvoeringsplan Gezond Water in stad Utrecht. De Partij voor de Dieren heeft hier een aantal vragen over.
In de raadsbrief staat “Met het uitvoeren van de maatregelen verwachten we de streefbeelden in 2030 te gaan halen.” Nu geldt voor de ‘overige wateren’ geen resultaatverplichting, maar een inspanningsverplichting, maar er staat in het uitvoeringsplan (pagina 4) “In 2021 scoorden 26 van de 98 ecoscan meetlocaties in Utrecht op ecologische waterkwaliteit laag. (…) Bijna de helft van de watergangen voldoet nog niet aan de ecologische doelen 2027 zoals vastgesteld in het beleid van provincie Utrecht, HDSR en de gemeente Utrecht.”
1. Het is toch de bedoeling om aan het jaar 2027 vast te houden in plaats van 2030 om de streefbeelden te halen? Zo nee, hoe zit het nu precies?
Antwoord: het oppervlaktewater in de gemeente Utrecht bestaat uit negen KRW-waterlichamen en ‘overig water’. KRW-Waterlichamen zijn over het algemeen grotere waterlichamen, voorbeelden binnen de gemeente Utrecht zijn de Vecht, de Kromme Rijn en het Merwedekanaal. De waterkwaliteitsdoelen van de KRW-waterlichamen moeten in 2027 behaald zijn en hiervoor geldt een resultaatsverplichting.
Rijkswaterstaat en de waterschappen Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden (hierna HDSR) en Amstel, Gooi en Vecht (hierna AGV) staan hier als eerste voor aan de lat. Zo heeft HDSR in het Waterbeheerprogramma Stroomopwaarts, klimaatbestendig en duurzaam de maatregelen opgenomen die nodig zijn om de KRW-doelen te behalen.
Het Uitvoeringsplan Gezond Water van de gemeente Utrecht en HDSR richt zich op het ‘overig water’. Dit zijn wateren die niet als KRW-waterlichaam zijn aangewezen. Deze relatief kleinere wateren zijn wel onlosmakelijk verbonden met de KRW-waterlichamen en bepalen daarmee dus mede de kwaliteit van de KRW-waterlichamen. Voor het behalen van de ecologische waterkwaliteitsdoelen voor ‘overig water’ geldt een inspanningsverplichting. Met het uitvoeringplan realiseren wij van 2025 tot en met 2028 maatregelen om de ecologische waterkwaliteitsdoelen van het ‘overig water’ in de stad Utrecht te behalen. Aangezien wij tot en met 2028 maatregelen uitvoeren, is 2030 voor ons een belangrijk jaar om inzicht te verkrijgen in de toestand van de ecologische waterkwaliteit. De reden om naast het jaar 2027 ook te kiezen voor 2030 is dat de ervaring leert dat positieve effecten van maatregelen vaak een paar jaar na realisatie van deze maatregelen optreden. De Ecoscans vinden om de drie jaar plaats en zowel in 2027 als 2030 is een Ecoscan gepland. In 2030 kunnen we toetsen of de maatregelen uit het uitvoeringsplan hebben geleid tot het behalen van de ecologische waterkwaliteitsdoelen.
Op pagina 5 van het uitvoeringsplan: “Er zijn externe factoren die de waterkwaliteit negatief kunnen beïnvloeden zoals klimaatverandering of toenemend recreatief gebruik van het oppervlaktewater.” Deze gevolgen zijn ook nog niet kwantificeerbaar (pagina 40), dus zijn niet eens meegenomen in het programma.
2. Erkent het college dat haar grote inzet op recreatief gebruik van het oppervlaktewater haaks staat op het behalen van de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water, voor zowel de stadswateren (resultaatverplichting) als voor de overige wateren (inspanningsverplichting)? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: de Beleidsnota Stadswater heeft als doel het stadswater toegankelijker maken voor bewoners, ondernemers en bezoekers, onder andere voor recreatief gebruik op en in het water. Hierbij geldt het uitgangspunt dat het gebruik van het stadswater niet mag leiden tot achteruitgang van de waterkwaliteit. In de basis versterken de doelstellingen vanuit de Beleidsnota Stadswater en de KRW elkaar, omdat ze beiden vragen om verbetering van de waterkwaliteit. Een voorbeeld zijn aangewezen zwemlocaties. Aangewezen zwemlocaties zijn specifieke beschermde gebieden onder de KRW en een goede waterkwaliteit is op deze locaties noodzakelijk. Een ander voorbeeld is de wens voor het creëren van meer natuurlijke en ecologische oevers. Dit is goed voor flora en fauna en maakt de beleving van het water vanaf de oever aantrekkelijker. Wij erkennen echter dat toenemend recreatief gebruik ook een negatief effect kan hebben op de kwaliteit van het water voor planten en dieren. Daardoor zijn op bepaalde locaties met recreatief gebruik mogelijk meer maatregelen nodig om de gestelde waterkwaliteitsdoelen te halen.
3. Zo ja, vindt het college het waard om hierdoor de doelstellingen niet te halen, wat ten koste gaat van de ecologie en sancties kan opleveren vanuit Europa?
Antwoord: nee, zie het antwoord op vraag 2.
Op pagina 6 staat: “Het verbeteren van de chemische waterkwaliteit (verontreinigde stoffen) valt buiten dit programma. Het afbouwen van vervuiling door riooloverstorten is bijvoorbeeld geen onderdeel van dit programma.”
4. Waarom vallen verontreinigende stoffen zoals riooloverstorten buiten dit programma? Dit zou juist een wezenlijk onderdeel moeten zijn van dit uitvoeringsplan om de waterkwaliteit te verbeteren. Er zijn nogal wat bronnen van watervervuiling die aangepakt moeten worden. Als die niet worden aangepakt in samenhang met bijvoorbeeld het aanleggen van waterplanten en het aantrekken van waterdieren, dan sterven er meer planten en dieren door die verontreinigende stoffen. Graag een toelichting waarom desondanks de aanpak van riooloverstorten geen deel uitmaakt van het programma.
Antwoord: de riooloverstorten zijn geen onderdeel van het Uitvoeringsplan Gezond Water, omdat wij voor het verminderen van riooloverstorten al beleid hebben opgenomen in de Visie Water en Riolering. In deze visie is als beleidskeuze opgenomen dat we bij rioolvervanging zo veel mogelijk de vuilwater- en hemelwaterstroom scheiden. Hierdoor raakt het vuilwaterrioolstelsel bij extreme neerslag minder overbelast, waardoor lozing bij riooloverstorten minder vaak voorkomt. Mocht blijken dat wij een riooloverstort sneller moeten saneren om de ecologische waterkwaliteitsdoelen uit het Uitvoeringsplan Gezond Water te halen, dan maken HDSR en de gemeente Utrecht hier samen afspraken over.
5. Hoe zit het in de gemeente Utrecht met watervervuiling door vervuilende industrie en de vee-industrie (lozingen van voor dieren en planten gevaarlijke stoffen, uitspoelingen in wateren van (kunst)mest, medicatie voor landbouwdieren e.d.)? Hoeveel vervuiling ontstaat hierdoor en is er een toename of afname te zien?
5.A. Wat doet het college hieraan? Wat zijn hier de ambities op?
Antwoord: de gemeente Utrecht is vooral een stedelijke agglomeratie en invloed vanuit de industrie en landbouw is met name een regionale kwestie. Hier staan de provincie Utrecht, HDSR en AGV voor aan de lat. Voor meer informatie over emissies vanuit de industrie en de landbouw verwijzen wij naar het Koepelrapport Tussenevaluatie KRW dat op 11 december 2024 is gepubliceerd. Het rapport geeft inzicht in de stand van zaken van de waterkwaliteit, gaat in op de ontwikkelingen die hierin optreden en de resterende opgaven voor het behalen van de doelen. Uit eerdere analyses bleek dat er belemmeringen zijn om op tijd aan de KRW-doelen te voldoen. Daarom heeft de minister van Infrastructuur en Waterstaat in 2023 een extra impuls gegeven aan de uitvoering van de KRW. Dit heeft geresulteerd in een interbestuurlijk KRW-impulsprogramma van het Rijk, de provincies en de waterschappen. Dit programma bestaat uit het intensiveren van maatregelen en waar nodig het nemen van aanvullende maatregelen om in 2027 aan de KRW te voldoen. Actielijn drie van het impulsprogramma is de ketenaanpak stoffen, onderdeel hiervan is het terugdringen van de belasting vanuit de industrie en de landbouw.
Wij onderschrijven het belang van het terugdringen van verontreinigende stoffen en het behalen van de KRW-doelen. Als gemeente Utrecht dragen wij hier onder andere aan bij door het verminderen van riooloverstorten, zie ook de beantwoording van vraag 4.
6. Is het college bereid om – liefst (maar niet noodzakelijk) samen met HDSR – het terugdringen van verontreinigende stoffen wél in het uitvoeringsplan op te nemen, aangezien bijvoorbeeld riooloverstorten sowieso de verantwoordelijkheid zijn van de gemeente? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: nee, zoals ook aangegeven bij de beantwoording van vragen 4 en 5 voorzien andere programma’s, zoals het landelijke KRW-impulsprogramma en ons eigen Programma Water en Riolering in het terugdringen van verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater van de gemeente Utrecht. Het Uitvoeringsplan Gezond Water bestaat uit maatregelen waarmee we op korte termijn het grootste zichtbare verschil kunnen maken voor planten, dieren en mensen en dat is met name via inrichtings- en beheermaatregelen. Het merendeel van de verontreinigende stoffen komt via de Kromme Rijn van buiten de gemeente Utrecht de stad binnen. Een aanpak van deze stoffen vraagt nationaal en provinciaal beleid en maakt deel uit van het KRW-impulsprogramma.
7. En zo nee, kan het college uiteenzetten welke inspanningen zij wél concreet verricht om verontreinigende stoffen in de Utrechtse wateren terug te dringen? (Wij zijn op de hoogte van de inhoud van het Plan Water en Riolering en de teksten over riooloverstorten, maar er is meer nodig voor écht gezond water).
Antwoord: zie de beantwoording van vragen 4, 5 en 6.
De samenwerking met HDSR loopt tot en met 2028. Dit zijn de doelstellingen: “Het eerste strategische doel is om minimaal het ecologische waterkwaliteitsniveau 'zichtbaar' voor de /hele stad te halen in 2027. Het tweede strategische doel is om in een aantal deelgebieden het hogere waterkwaliteitsniveau 'levendig' in 2028 te halen.” Op pagina 7 staat ook het jaar 2030, en ook vindt er eind 2030 nog een ecoscan plaats en later misschien nog meer monitoring. Op pagina 25 staat: “Eind 2028 is een rapportage beschikbaar die de effecten van de maatregelen evalueert, die inzicht biedt in het doelbereik en in de resterende monitoringsopgave om het doelbereik te bepalen.”
8. Wat gaat er tussen 2028 en 2030 gebeuren?
Antwoord: Het Uitvoeringsplan Gezond Water loopt van 2025 tot en met 2028 en in 2028 volgt een evaluatie. Op basis van de resultaten van de evaluatie beraden wij ons over het vervolg.
9. Hoe zien de plannen en de samenwerking met HDSR er ná 2028/2030 uit als het gaat om het nóg schoner maken en het schoon houden van de Utrechtse wateren? Na 2028 is het natuurlijk niet klaar, aangezien de wateren altijd negatief beïnvloed zullen worden door externe factoren.
Antwoord: De gemeente Utrecht en HDSR blijven na 2028 samenwerken aan verbetering van de waterkwaliteit. Hiervoor zijn nog geen concrete plannen. Zoals ook aangegeven bij het antwoord op vraag 8 beraden wij ons op basis van de resultaten van de evaluatie over het vervolg.
Op pagina 14 staat ‘aanpak karpers’ en op pagina 22 staat ‘vermindering van bodemwoelende vis’ en ‘terughoudend zijn met uitzetten karpers’.
10. Gaat het alleen om karpers of ook om andere vissen en waterdieren? Zo ja, om welke dieren gaat het?
Antwoord: het gaat hier inderdaad specifiek om karpers. Ter verduidelijking, brasems zijn ook bodemwoelende vissen, maar deze zijn veel minder in trek bij sportvissers en het uitzetten van deze soort speelt vrijwel niet. Zie verder het antwoord op vraag 11.
11. Wat houdt ‘aanpak karpers’ en ‘vermindering van bodemwoelende vis’ in? Worden deze dieren gedood? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat er dan gebeuren? En door wie?
Antwoord: karpers zijn een geliefde vissoort bij sportvissers en zijn één van de weinige soorten die hengelsportverenigingen uitzetten. In de Nota Visstand- en Visserijbeheer van HDSR is opgenomen dat het uitzetten van karpers onder voorwaarden is toegestaan. Karpers zorgen ervoor dat slib opwervelt in het water en als dit op grote schaal gebeurt is dit niet goed voor de waterkwaliteit. Het opwervelend slib belemmert het doorzicht en dit remt de plantengroei. Karpers voelen zich thuis in troebele wateren, maar het meeste andere leven in het water is daar niet op aangepast. Eén van de maatregelen in het Uitvoeringsplan is daarom het terughoudend zijn met het uitzetten van karpers. Wij onderzoeken of er locaties zijn waar de karperdichtheid de verbetering van de waterkwaliteit belemmert en of er aanvullende afspraken nodig zijn met de Algemene Utrechtse Hengelaarsvereniging (hierna AUHV). Waar nodig vangen wij op die locaties extra karpers weg. Voor al onze maatregelen houden we uiteraard rekening met de Flora- en faunawet en dierenwelzijn. Wij zijn niet voornemens om dieren te doden. Zo hebben we in het verleden al karpers weggevangen en ze vervolgens uitgezet op locaties waar de aantallen geen probleem vormen voor de waterkwaliteit.
12. En welke rol spelen hengelaars hierin? Want zij zijn degenen die karpers uitzetten om ze vervolgens op te hengelen. Wordt hen nu verboden om voortaan karpers uit te zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: Zie ook het antwoord op vraag 11. De ambities van de gemeente Utrecht voor openbaar water en vissen zijn opgenomen in de Nota Dierenwelzijn. In deze nota gaan we ook in op de visrechten. In de overeenkomst met de AUHV hebben we afgesproken dat het uitzetten van vis altijd in overleg gaat met de gemeente Utrecht en HDSR. Voor het uitzetten van karpers hanteren we de landelijke richtlijnen voor de uitzet van karpers. Zoals bij vraag 11 aangegeven onderzoeken we of de gemaakte afspraken voldoende zijn om de waterkwaliteit te verbeteren en of in de toekomst aanvullende afspraken nodig zijn.
13. Kan het college het plan van aanpak dat genoemd wordt op pagina 22 zodra dat beschikbaar is delen met de raad? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: we informeren de raad over de voortgang van het programma via het jaarlijkse Uitvoeringsplan Gezond Water en de tweejaarlijkse voortgangsrapportages. Deze gaan mee bij de voorjaarsnota in juli en in november bij de begroting. Daarmee informeren wij de raad ook over de maatregel ‘terughoudend zijn met het uitzetten van karpers’.
Op pagina 19 staat ‘beheer rietoevers Leidsche Rijn en Vleuten de Meern’.
14. Verblijven hier watervogels en insecten en in hoeverre wordt er rekening met hen gehouden?
Antwoord: In de rietoevers verblijven (water)vogels en insecten. Rietoevers hebben een lagere ecologische waarde dan oevers met een gevarieerde plantensamenstelling. Door riet te verwijderen stimuleren wij de groei van meer verschillende plantensoorten. Hierdoor ontstaat een gevarieerder habitat voor (water)vogels en insecten. Bij alle maatregelen, zo ook de beheer- en onderhoudsmaatregelen, houden wij rekening met de Flora- en faunawet en werken we volgens de gedragscode en de bijbehorende leidraad van de gemeente Utrecht. Op deze wijze zorgen wij voor een veilig leefgebied voor (water)vogels en insecten.
Op pagina 20 staan geen concrete maatregelen voor 2025, alleen onderzoeken, het opstellen van richtlijnen en contracten. Op deze manier is de deadline van 2027 wel erg dichtbij.
15. Hoe kan het dat er in 2025 nog geen concrete maatregelen worden genomen, terwijl de doelstelling en deadline van de Kaderrichtlijn Water al jaren bekend zijn?
Antwoord: dit is niet juist, HDSR en de gemeente Utrecht hebben sinds de start van de Kaderrichtlijn Water in 2009 al samen vele maatregelen uitgevoerd om de waterkwaliteit in de stad te verbeteren. Eerst via de gezamenlijke wijkwaterplannen, vervolgens via de jaarlijkse impulsregeling. Wij merkten echter dat een meerjarige samenwerking noodzakelijk is voor een verdere versnelling. Vandaar dat wij nu het gezamenlijk Uitvoeringsplan Gezond Water hebben. Dit jaar verwachten we vanuit het Uitvoeringsplan Gezond Water al te starten met de aanleg van een aantal natuurvriendelijke oevers. Via de Impulsregeling Water in de Leefomgeving nemen wij ondertussen in 2025 ook al concrete maatregelen.
Op pagina 40 staat dat als er geen aannemer of ingenieursbureau gevonden wordt, de uitvraag ‘aantrekkelijker gemaakt moet worden’, omdat de uitvraag misschien ‘niet interessant genoeg is’.
16. Wat bedoelt het college met ‘aantrekkelijker maken’ en welke concessies is het college bereid te doen om een aannemer of ingenieursbureau te vinden? Gaat dit dan om geld of ook om het terugschalen van de ambities op het gebied van ecologie en waterkwaliteit? Zo ja, kan dit dan zomaar?
Antwoord: dit jaar zullen wij naar verwachting een eerste serie inrichtingsmaatregelen aanbesteden met als doel om deze uit te laten voeren door een geschikte aannemer. Het risico bestaat dat aannemers onze uitvraag niet interessant genoeg vinden om in te schrijven. Een voorbeeld van het aantrekkelijker maken van de aanbesteding kan bestaan uit het vergroten van het aan te besteden werk. Ook kan het aangaan van een raamovereenkomst voor inrichtingsmaatregelen aantrekkelijk zijn voor marktpartijen. Het realiseren van de ambities op het gebied van ecologie en waterkwaliteit blijft daarbij het uitgangspunt.
HDSR lijkt hogere ambities te hebben dan het college als het gaat om zoveel mogelijk wateren het waterkwaliteitsniveau ‘levendig’ te geven.
17. Heeft HDSR ervoor gezorgd dat nu méér wateren dan in het Plan Water en Riolering de doelstelling ‘levendig’ hebben gekregen in dit uitvoeringsplan? Zo ja, wat is het verschil tussen de doelstellingen in beide plannen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: HDSR en een aantal betrokken gemeenten hebben in 2014 via de regionale samenwerking ‘Netwerk Water & Klimaat’ afgesproken zich samen in te spannen om voor het ‘overig water’ overal minimaal het waterkwaliteitsniveau “Zichtbaar” te realiseren. In 2020 hebben HDSR en gemeente Utrecht de doelstellingen voor het ‘overig water’ geëvalueerd en afgesproken om waar mogelijk de doelstelling te verhogen. Die ambities zijn in 2022 vastgelegd in de Visie Water en Riolering en zijn identiek aan de ambities in het Uitvoeringsplan Gezond Water.
18. Ziet het college inmiddels meer mogelijkheden om de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water voor alle wateren te halen in 2027? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: nee, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 staan de waterbeheerders als eerste aan de lat om de doelen voor de KRW-waterlichamen te behalen. Maatregelen om de KRW-doelen te behalen zijn opgenomen in hun waterbeheerprogramma’s. Als gemeente Utrecht leveren wij onze bijdrage via het Uitvoeringsplan Gezond Water. Mocht blijken dat deze maatregelen niet afdoende zijn, dan treden de waterbeheerders met de gemeente Utrecht in gesprek.
In bijlage 2 van het Uitvoeringsplan staat een voorbeeld van een voortgangsrapportage.
19. Op welke manier(en) en wanneer wordt de raad op de hoogte gehouden van de vorderingen op het gebied van het Uitvoeringsplan Schoon Water? Middels deze voortgangsrapportages en/of op een andere manier?
Antwoord: Zoals ook aangegeven in het antwoord bij vraag 13 informeren wij de raad over de voortgang van het programma via het jaarlijkse Uitvoeringsplan Gezond Water en de tweejaarlijkse voortgangsrapportages. Deze gaan mee bij de voorjaarsnota in juli en in november bij de begroting.
20. Wanneer krijgt de raad meer informatie over de inspanningen van het college voor de stadswateren die wél een resultaatverplichting hebben in het kader van de Kaderrichtlijn Water (deadline 2027)?
Antwoord: de verantwoordelijkheid voor het behalen van de doelen van de negen KRW-waterlichamen in de gemeente Utrecht ligt primair bij de waterbeheerders. Voor zeven KRW-waterlichamen is dit HDSR, voor één KRW-waterlichaam AGV en voor één KRW- waterlichaam is dit Rijkswaterstaat. Op verzoek van de raad kunnen we nagaan of een technische bijeenkomst vanuit een waterbeheerder mogelijk is.
Anne Sasbrink en Saskia Oskam, Partij voor de Dieren
Hans Geleijns, D66
Kerstin Steinhart, Stadsbelang Utrecht
Charlotte Passier, Volt
Interessant voor jou
Mondelinge vragen Incident bij de aluminiumfabriek aan de Groenewoudsedijk
Lees verderMondelinge vragen De Abstederdijk en het principe 'Herplant naar Waarde'
Lees verder