Schrif­te­lijke vragen Verza­mel­vragen regionale adap­ta­tie­stra­tegie


Indiendatum: feb. 2021

Schriftelijke vragen 39/2021

Op 27 januari stuurde het college de regionale adaptatiestrategie uit november 2020 naar de gemeenteraad. Vooruitlopende op het gemeentelijk document over klimaatadaptatie en watertaken hebben de fracties van D66, CDA, PvdD, PM . De fracties hechten veel belang aan het doorvoeren van klimaat adaptieve maatregelen. En hebben daarom over het document de volgende vragen:

Over de status van het document en de regionale samenwerking:

1. Er wordt aangegeven dat de RAS uitgewerkt wordt in een uitvoeringsprogramma. Wie zal de uitvoerder zijn van het programma?

2. Is het college het met de fracties eens dat uitvoerende werkzaamheden door de gemeente Utrecht gebaseerd moeten zijn op het door de gemeenteraad vastgestelde plan voor klimaatadapatie en niet op een regionaal document?

3. Er wordt gesproken over een uitvoeringsprogramma waarin de planning en financiering staat opgenomen, maar die is geen onderdeel van deze RAS. Wie betaalt deze kosten en is het college bereid om deze toe te sturen aan de gemeenteraad?

4. Worden alle ruimtelijke ontwikkelingsplannen en omgevingsvisies in de stad en regio vanaf nu aangepast aan deze strategie? Zo ja, wat houdt dat concreet in?

5. Het document betreft de Regio Utrecht Zuidwest. Waarom wordt er in dit samenwerkingsverband samengewerkt?

6. Er wordt ook verwezen naar een samenwerkingsovereenkomst van 18 oktober 2019 van o.a. 14 gemeenten en één waterschap. Kan het college aangeven welke samenwerkingsovereenkomst dit is en hoe de gemeenteraad hierover geïnformeerd is?

7. De fracties zien de noodzaak om op het gebied van waterveiligheid heeft het zin om regionaal op te trekken, maar zouden we t.a.v. hittestress niet bijvoorbeeld moeten samenwerken met andere steden die eenzelfde context kennen (hoogstedelijk, vergelijkbare bodemsoorten/grondlagen?

Over de strategie zelf hebben de fracties ook enkele vragen:

8. Wat verklaart de verschillen in droogte in gemeente Utrecht, en de verschillende watertekorten?

9. Waarom wordt er ingezet op 2050 om de regio klimaatbestending en waterrobuust te maken, en niet op het jaar 2030, zoals bijv. de regio Noordoost-Brabant dat doet?

10. Bij het thema ‘Wateroverlast’ staat het doel dat in 2050 “de openbare ruimte zo ingericht dat de wateroverlast bij een bui van 70 mm in één uur beperkt is.” Wat betekent “beperkt”? Hoe ambitieus is dit? Kan de termijn hiervoor vervroegd worden en welke gevolgen zou dat hebben?

11. In welke mate vormt de Lekdijk een risico voor de gemeente Utrecht? Welke acties heeft het college ondernomen om deze risico’s te beperken?

12. Bij het thema ‘Hitte’ staat het doel dat in 2050 “de bebouwde omgeving zodanig ingericht dat hittestress ’s nachts zoveel mogelijk wordt beperkt.”. Wat voor soort maatregelen heeft het college op dit gebied voor ogen?

13. Bomen zijn zeer belangrijk voor wateropvang en om hittestress tegen te gaan, en spelen daarom een cruciale rol binnen klimaatadaptatie. Desondanks staan ze niet expliciet vermeld in de Regionale Adaptatie Strategie voor onze regio. Is het college het met de fracties eens dat het in het kader van klimaatadaptatie daarom van wezenlijk belang is dat er aanzienlijke aantallen bomen worden bijgeplant, en dat er zoveel mogelijk bestaande bomen zullen worden beschermd tegen kap en dat ze de juiste verzorging zullen ontvangen?

14. Er staat op pagina 36 dat de RAS de basis is voor eventuele subsidieaanvragen (bijv. de impulsregeling Klimaatadaptatie). Wordt alleen bedoeld aanvragen bij het Rijk, of juist ook aanvragen van gemeenten bij o.a. provincie en waterschappen? Betekent dit dat de door de gemeente aangevraagde subsidies ook gebaseerd moeten zijn op de regionale strategie?

15. Er staat bij de thema’s veel over “ondersteuning”, “stimuleren” en “zoeken samenwerking op”, het is voor de fracties echter onduidelijk wanneer de samenwerking geslaagd is. Het onderwerp is wellicht wat moeilijk SMART te maken, maar hoe weten we of dit (in regionaal verband) nu succesvol en naar tevredenheid is geweest?

16. Wordt er ook gewerkt aan een gebiedsgerichte benadering, dus: in welke type wijken een gescheiden rioolstelstel, in welke type gebieden een wadi aanleggen? Welke technisch-inhoudelijke aanbevelingen en/of afwegingen worden meegegeven richting de lokale adaptatiestrategieën? Op welke wijze in het college voornemens om dit vorm te geven?

Susanne Schilderman, D66
Anne Sasbrink, Partij voor de Dieren
Jantine Zwinkels, CDA
Erwin Virginia, GroenLinks
Bülent Isik, PvdA

Indiendatum: feb. 2021
Antwoorddatum: 10 mrt. 2021

Schriftelijke vragen 39/2021

Op 27 januari stuurde het college de regionale adaptatiestrategie uit november 2020 naar de gemeenteraad. Vooruitlopende op het gemeentelijk document over klimaatadaptatie en watertaken hebben de fracties van D66, CDA, PvdD, PM . De fracties hechten veel belang aan het doorvoeren van klimaat adaptieve maatregelen. En hebben daarom over het document de volgende vragen:

Over de status van het document en de regionale samenwerking:

1. Er wordt aangegeven dat de RAS uitgewerkt wordt in een uitvoeringsprogramma. Wie zal de uitvoerder zijn van het programma?

Het Netwerk Water en Klimaat is uitvoerder, dat betekent dus de 14 gemeenten, HDSR, Provincie Utrecht en VRU. Voor de projecten zal één partij de trekker zijn. Voor afspraken over klimaatadaptatief bouwen is dit de provincie en voor het onderzoek naar de gevolgenbeperking van overstromingen de VRU. Voor de andere projecten moet dit nog afgesproken worden.

2. Is het college het met de fracties eens dat uitvoerende werkzaamheden door de gemeente Utrecht gebaseerd moeten zijn op het door de gemeenteraad vastgestelde plan voor klimaatadapatie en niet op een regionaal document?

Ja, de werkzaamheden die de gemeente Utrecht uitvoert binnen de gemeentegrenzen zullen volgen uit de gemeentelijke visie Klimaatadaptatie, die binnenkort ter inzage wordt gelegd. Het uitvoeringsprogramma van de RAS geeft alleen aan in welke regionale projecten de gemeente Utrecht participeert. Dit gaat naar verwachting meer over onderzoeksprojecten, kennisdeling en beleidsvorming dan over fysieke uitvoeringsprojecten.

3. Er wordt gesproken over een uitvoeringsprogramma waarin de planning en financiering staat opgenomen, maar die is geen onderdeel van deze RAS. Wie betaald deze kosten en is het college bereid om deze toe te sturen aan de gemeenteraad?

Deze planning en financiering is nog niet gereed en komt bij het uitvoeringsprogramma. De financiering zal per project worden aangegeven. Als het een project is waar de gemeente Utrecht aan meedoet, dan betalen wij onze bijdrage uit uit de lopende programma’s voor water en riolering, klimaatadaptatie en groen. Uit deze programma’s wordt nu ook de jaarlijkse bijdrage aan het regionale netwerk betaald. Het uitvoeringsprogramma met bijbehorende planning en financiering wordt ter informatie de gemeenteraad toegestuurd als deze gereed is. Naar verwachting is dit eind 2021.

4. Worden alle ruimtelijke ontwikkelingsplannen en omgevingsvisies in de stad en regio vanaf nu aangepast aan deze strategie? Zo ja, wat houdt dat concreet in?

Zoals in de raadsbrief aangegeven is het aan de gemeente, provincie en waterschap om kaderstellend beleid te maken op het gebied van klimaatadaptatie. In onze eigen visie Klimaatadaptatie, die wij binnenkort ter besluitvorming aan u voorleggen, geven wij aan op welke onderwerpen wij ons eigen beleid maken en op welke onderwerpen het regionale beleid leidend is. Bij het tot stand komen van de RAS hebben wij geborgd dat de RAS niet conflicterend is met de visie klimaatadaptatie die wij zelf opstellen. Als het lokale beleid strenger is, dan zal dit in de gemeente worden gehanteerd.

5. Het document betreft de Regio Utrecht Zuidwest. Waarom wordt er in dit samenwerkingsverband samengewerkt?

De regio wordt gevormd door het beheergebied van waterschap De Stichtse Rijnlanden. In deze regio wordt al vele jaren samengewerkt op het gebied van water (samenwerkingsverband Winnet). Dit verband is uitgebreid/versterkt met het thema klimaatadaptatie en met de provincie en de VRU en heet nu Netwerk Water en Klimaat. De deelnemende partijen vonden dat de regio het beste te omschrijven is als het zuidwesten van de provincie Utrecht ofwel de Regio Utrecht Zuidwest. Als gemeente Utrecht vonden we Regio Utrecht ook een passende benaming.


6. Er wordt ook verwezen naar een samenwerkingsovereenkomst van 18 oktober 2019 van o.a. 14 gemeenten en één waterschap. Kan het college aangeven welke samenwerkingsovereenkomst dit is en hoe de gemeenteraad hierover geïnformeerd is?

De samenwerkingsovereenkomst kunt u via deze link raadplegen. Over de samenwerkingsovereenkomst is destijds niet apart naar de raad gecommuniceerd, omdat het voor Utrecht een voortzetting was van de bestaande samenwerking (zie vraag 5). Wel hebben wij in verschillende raadsbrieven (2 november 2018 en 16 oktober 2019) naar de samenwerking verwezen.


7. De fracties zien de noodzaak om op het gebied van waterveiligheid heeft het zin om regionaal op te trekken, maar zouden we t.a.v. hittestress niet bijvoorbeeld moeten samenwerken met andere steden die eenzelfde context kennen (hoogstedelijk, vergelijkbare bodemsoorten/grondlagen?

Voor de thema’s wateroverlast en hitte zien wij meer een lokale aanpak en daar geven wij in de visie klimaatadaptatie vorm aan. Wij kijken ook naar andere grote steden, omdat die, zoals u terecht aangeeft, zijn te vergelijken met Utrecht. Wij werken hiermee samen via landelijke netwerken, zoals Gemeentelijk Netwerk Klimaatadaptatie (van de VNG) en KANS. Netwerk KANS (KlimaatAdaptatie Nederlandse Steden) deelt, bundelt, verkent en stemt af. Het netwerk bestaat op dit moment uit 20 (middel)grote steden, die samenwerken op het gebied van ruimtelijke klimaatadaptatie. De gemeenschappelijke deler is de grote verstedelijking binnen de gemeentegrenzen.

Over de strategie zelf hebben de fracties ook enkele vragen:

8. Wat verklaart de verschillen in droogte in gemeente Utrecht, en de verschillende watertekorten?

De stresstest op droogte laat de neerslagtekorten zien, die zijn gebaseerd op regenradar data. Wij zien in de kaartjes op bladzijde 11 geen duidelijk verschil in neerslagtekort binnen de gemeente Utrecht. Wel zien wij een zeer beperkt verschil in neerslagtekort tussen het landelijk en stedelijk gebied, mogelijk te verklaren doordat het in het stedelijk gebied gemiddeld warmer en daarmee natter is.

9. Waarom wordt er ingezet op 2050 om de regio klimaatbestending en waterrobuust te maken, en niet op het jaar 2030, zoals bijv. de regio Noordoost-Brabant dat doet?

2050 is het jaartal dat landelijk is afgesproken om klimaatbestendig en klimaatrobuust te zijn. Wij vinden 2030 niet reëel, omdat klimaatbestendig worden veel geld kost en o.a. de openbare ruimte moet worden aangepast. Om de kosten te drukken is het verstandig mee te koppelen met andere opgaven. Een van de belangrijkste meekoppelmomenten is de vervanging van het riool. Een riool gaat gemiddeld 70 jaar mee en voor 2030 is het grootste gedeelte van het riool in Utrecht niet vervangen.

10. Bij het thema ‘Wateroverlast’ staat het doel dat in 2050 “de openbare ruimte zo ingericht dat de wateroverlast bij een bui van 70 mm in één uur beperkt is.” Wat betekent “beperkt”? Hoe ambitieus is dit? Kan de termijn hiervoor vervroegd worden en welke gevolgen zou dat hebben?

Beperkt betekent dat wateroverlast door extreme neerslaggeen schade aan panden en stremming van infrastructuur mag opleveren. Deze ambitie is gekozen in de regio en wordt landelijk steeds meer gangbaar. Als gemeente hebben we de consequenties ambitie verder uitgewerkt in onze visie klimaatadaptatie en de visie water en riolering, die wij u binnenkort ter besluitvorming zullen aanbieden. Voor het realiseren van de ambitie ligt het voor de hand zoveel mogelijk mee te koppelen met herinrichtingen, groot onderhoud en de rioolvervanging, dus is het niet eerder haalbaar dan 2050. Als je deze termijn wilt vervroegen dan staan hier grote investeringen tegenover.

11. In welke mate vormt de Lekdijk een risico voor de gemeente Utrecht? Welke acties heeft het college ondernomen om deze risico’s te beperken?

Indien de noordkant van de Lekdijk mocht breken dan krijgt Utrecht binnen 48 uur te maken met maximaal 50 cm water in het grootste gedeelte van de gemeente. Behalve Rijnenburg hier komt maximaal 1,5m water te staan en de binnenstad en Vleuten blijven droog. De kans dat dit voorkomt is nu 1 maal per 200 jaar. Landelijk loopt het programma om dijken te versterken, dit geldt ook voor de Lekdijk. De komende jaren wordt deze verstevigd door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en gaat het risico naar beneden naar 1 maal per 30.000 jaar. Als gemeente hebben we meerdere malen ambtelijk en bestuurlijk uitgesproken dat we deze versteviging ondersteunen. Als gemeente nemen we deel aan het onderzoek van de veiligheidsregio (VRU) om te kijken of er naast deze versterking nog aanvullende maatregelen nodig zijn. Denk hierbij vooral aan de vitale en kwetsbare functies die wij binnen de gemeente hebben, waar wij verantwoordelijk voor zijn en hoe wij hier mee zullen omgaan.

12. Bij het thema ‘Hitte’ staat het doel dat in 2050 “de bebouwde omgeving zodanig ingericht dat hittestress ’s nachts zoveel mogelijk wordt beperkt.”. Wat voor soort maatregelen heeft het college op dit gebied voor ogen?

Om hittestress zoveel mogelijk te voorkomen willen we ontharden (zie ons groen, tenzij..) en schaduw creëren, het liefst door bomen (groen). Door te ontharden en te vergroenen zal het minder opwarmen in de bebouwde omgeving door dat meer verdamping plaatsvindt. Voor gebouwen geldt dat zoveel mogelijk zon binnen moet worden geweerd door bijvoorbeeld zonneschermen. Recent is voor nieuwbouwwoningen een nieuwe norm ingevoerd die erop ziet dat de maximumtemperatuur binnen beperkt blijft.

13. Bomen zijn zeer belangrijk voor wateropvang en om hittestress tegen te gaan, en spelen daarom een cruciale rol binnen klimaatadaptatie. Desondanks staan ze niet expliciet vermeld in de Regionale Adaptatie Strategie voor onze regio. Is het college het met de fracties eens dat het in het kader van klimaatadaptatie daarom van wezenlijk belang is dat er aanzienlijke aantallen bomen worden bijgeplant, en dat er zoveel mogelijk bestaande bomen zullen worden beschermd tegen kap en dat ze de juiste verzorging zullen ontvangen?

Wij delen de mening dat het toevoegen van bomen en overig groen van belang is om de gevolgen van klimaatverandering tegen te gaan. In de RSU 2040 is opgenomen dat voor groen dichtbij huis (straten en zichtgroen) 200 ha groen nodig is (paragaaf 5.2.1). Dit groen, waaronder bomen, draagt bij aan een klimaatbestendige stad. In onze visie klimaatadaptatie hebben wij het belang van bomen planten/schaduwwerking opgenomen in zowel de openbare ruimte als de private percelen. Bij nieuw te planten bomen wordt bij de keuze van het type boom en de locatie rekening gehouden met het toekomstige klimaat.

14. Er staat op pagina 36 dat de RAS de basis is voor eventuele subsidieaanvragen (bijv. de impulsregeling Klimaatadaptatie). Wordt alleen bedoeld aanvragen bij het Rijk, of juist ook aanvragen van gemeenten bij o.a. provincie en waterschappen? Betekent dit dat de door de gemeente aangevraagde subsidies ook gebaseerd moeten zijn op de regionale strategie?

Het betreft hier de landelijke impulsregeling klimaatadaptatie van het Rijk. Om van de impulsregeling gebruik te kunnen maken is het hebben van een RAS en een uitvoeringsprogramma verplicht. Voor aanvragen vanuit de gemeente richting provincie of waterschap is de RAS geen voorwaarde.

15. Er staat bij de thema’s veel over “ondersteuning”, “stimuleren” en “zoeken samenwerking op”, het is voor de fracties echter onduidelijk wanneer de samenwerking geslaagd is. Het onderwerp is wellicht wat moeilijk SMART te maken, maar hoe weten we of dit (in regionaal verband) nu succesvol en naar tevredenheid is geweest?

Vanuit onze gemeente benoemen we dit onderwerp regelmatig. Wij hadden de RAS ook graag meer SMART gezien, maar dit bleek in de tijd niet haalbaar en met de verschillen tussen alle partijen. Wij proberen in onze visie Klimaatadaptatie meer SMART/concreet te zijn.

In de Samenwerkingsovereenkomst is afgesproken dat het functioneren van het regionale netwerk begin 2023 bestuurlijk en ambtelijk wordt geëvalueerd. is. We kunnen wel al op voorhand zeggen dat als financiering voor de landelijke impulsregeling wordt toegekend, dat het netwerk een succes is.

16. Wordt er ook gewerkt aan een gebiedsgerichte benadering, dus: in welke type wijken een gescheiden rioolstelstel, in welke type gebieden een wadi aanleggen? Welke technisch-inhoudelijke aanbevelingen en/of afwegingen worden meegegeven richting de lokale adaptatiestrategieën? Op welke wijze in het college voornemens om dit vorm te geven?

Nee, op regionaal niveau wordt niet op wijkniveau gekeken. Wel zullen we naar verwachting in de uitwerking onderscheid maken in het veenweidegebied, de kleigronden van het rivierengebied en de zandgronden van de Utrechtse Heuvelrug.

In onze eigen visie klimaatadaptatie en visie water en riolering maken we de problematiek wel op buurtniveau inzichtelijk.


Susanne Schilderman, D66
Anne Sasbrink, Partij voor de Dieren
Jantine Zwinkels, CDA
Erwin Virginia, GroenLinks
Bülent Isik, PvdA