Schrif­te­lijke vragen Wat is de groene staat van Utrecht?


Indiendatum: 23 jan. 2025

Schriftelijke vragen 224/2024

Onlangs verscheen het onderzoek van Sweco en Natuur & Milieu naar de verstening van Nederlandse gemeenten.

In de samenvatting van het rapport is te lezen dat groene steden essentieel zijn voor het tegengaan van hitte- en wateroverlast, voor het welzijn en de gezondheid van bewoners en voor de biodiversiteit. Kortom, voldoende groen in onze steden is geen vrijblijvende luxe, maar absolute noodzaak. Toch blijkt uit dit onderzoek dat meer dan de helft van de buurten in de 32 grootste Nederlandse gemeenten versteend is. Én dat de verstening in de afgelopen vijf jaar – in de periode 2019 tot 2024 – sterk is toegenomen.

De partijen Volt, Partij voor de Dieren, D66 en UtrechtNu! willen aan de hand van dit rapport graag inzoomen op de situatie in Utrecht en hebben de volgende vragen.

1. Wat vindt het college van dit rapport? En wil het college daarbij inzoomen op de resultaten m.b.t. Utrecht?

Een versteende buurt is een buurt met minder dan 75 m2 groen per woonadres, en/of waar een aaneengesloten groen gebied van ten minste 1 hectare ontbreekt. In Utrecht is 59% van versteend. Waarbij zelfs 29% van de buurten minder dan 30 m2 openbaar groen in de per woonadres heeft.

In het rapport staat ook dat in Utrecht het aantal buurten dat voldoet aan de norm ≥ 75 m2 openbaar groen per woonadres sinds 2019 met 19% is afgenomen, het m2 openbaar groen in de hele gemeente met ruim 5% en het gemiddelde m2 openbaar groen per woonadres met bijna 40%.

Daarnaast is boomkroonbedekking is een belangrijke indicator voor groen in de stad. Een veelgebruikte norm die wordt gehanteerd is de 3-30-300 regel: uit iedere woning uitzicht op 3 bomen, in een buurt is minstens 30% van het grondoppervlak bedekt door boomkronen en op maximaal 300 m van een huis bevindt zich een groen gebied van ten minste 1 hectare.

Uit de analyse boomkroonbedekking blijkt dat in Utrecht het percentage boomkroonbedekking op publieke én private gronden slechts 9% is en dat geen enkele buurt ≥ 30% boomkroonbedekking heeft op publieke én private gronden.

2. Deelt het college de mening dat dit schrikbarende cijfers zijn?

3. Wat zijn volgens het college de gevolgen voor de inwoners van betreffende buurten?

4. Kan het college een overzicht geven van de Utrechtse wijken (indien mogelijk per buurt) die versteend zijn? Graag ook aangeven welke buurten zelfs minder dan 30 m2 openbaar groen per woonadres hebben.

5. Uit het rapport blijkt dat het aantal buurten dat voldoet aan de norm van 75 m2 afneemt. Hoe reflecteert het college op deze cijfers?

Het onderzoek geeft ook aan dat het particulier groen vaak niet in beeld gebracht is en dat oppervlakten en inhoud van boomkronen niet bekend zijn bij de gemeente. Aangegeven wordt het waardevol kan zijn om ook van de biodiversiteit en de gezondheid in wijken/gebieden een nulmeting uit te voeren. Zo kan vergroening ook aan die opgaves gekoppeld worden.

Uit de brochure ‘Landelijke bomennorm’ van het Norminstituut Bomen blijkt dat de inhoud van de boomkronen in Utrecht in elk geval één keer gemeten is.

6. Worden de inhoud en oppervlaktes van de boomkronen in Utrecht permanent gemonitord? Zo ja hoe? Zo nee, waarom niet en hoe zou het kunnen?

7. Is er een volledig en actueel beeld van alle bomen (dus niet alleen de gemeentelijke bomen) en hun boomkroonoppvlaktes / - inhoud in Utrecht?Zo nee, hoe gaat het college ervoor zorgen dat dit er komt?

8. Heeft het college het particulier groen in Utrecht goed in beeld? Zo ja, kan deze informatie met de raad gedeeld worden ?Zo nee, bent u bereid dit in beeld te brengen?

9. Uit het plaatje uit bovengenoemde brochure en de cijfers uit het rapport blijkt dat voor een groot deel van onze gemeente het boomkroonnvolume weinig tot matig is. Wat gaat het college doen om overal tot een voldoende boomkroonvolume te komen? Binnen welk tijdsbestek verwacht het college dit voor elkaar te krijgen?

10. Bij de commissiebespreking van het rekenkamerrapport ‘Van droom naar daad’ is gesproken over een nulmeting ten aanzien van biodiversiteit. Hoe staat het hiermee?

De neerwaartse trend in de hoeveelheid openbaar groen per woonadres wordt aan twee oorzaken toegewezen:

  • Een lichte afname in het oppervlak openbaar groen
  • Een groeiend aantal inwoners waarbij het groen in de openbare ruimte niet mee groeit

In 2021 heeft de raad de RSU 2040 vastgesteld als koersdocument voor de groei van de stad. Daarin staat de opgave om een gezonde balans tussen verdichting en vergroening te bereiken: uitbreiding van het groen in de stad met 440 hectare en 60.000 bomen. Daarnaast ligt rondom de stad nog een opgave van 250 hectare. Hiermee blijft de beschikbare hoeveelheid groen per huishouden stabiel in een groeiend Utrecht zo valt te lezen in de raadsbrief Strategie voor groen uit 2022.

Met de strategie voor groen is een versnelling ingezet om meer groen in de openbare ruimte aan te leggen. Dit om een gezonde balans bij de groei van Utrecht te behouden, overeenkomstig het koersdocument voor de groei van Utrecht (RSU 2040) en om tijdig (2050) klimaatbestendig te zijn.

Toch zien we dat groen regelmatig het kind van de rekening is. Een recent voorbeeld is het door het college voorgelegde voorstel met optimalisaties in deelgebied 6 van de Merwedekanaalzone (tevens door de raad ingestemd). Hierbij worden investeringen voor de inrichting van de openbare ruimte doorgeschoven naar fase 2, met de bijbehorende gevolgen en risico’s voor het casco van de stad.

11. Kan het college toelichten waar we nu staan in de vergroeningsopgave en in hoeverre we nog op schema lopen met de strategie voor groen zoals deze is beschreven in de raadsbrief Strategie voor groen?

11a. Welke kansen hebben we sinds de Strategie voor groen van start is gegaan laten liggen?

11b. Welke kansen hebben we bij komende projecten om in te zetten op de strategie voor groen? Graag een overzicht van de betreffende projecten waarbij wordt aangegeven bij welke projecten het spannend wordt of de beoogde hoeveelheid groen daadwerkelijk gerealiseerd wordt en waardoor dat komt.

12. Is het college het met vragenstellers eens dat wanneer het beleid op meer verdichten wordt doorgezet, dat dit dan hand in had moet gaan met evenredige vergroening, om een verdere krimp van het gemiddelde aantal vierkante meters groen per woonadres en het aantal buurten dat voldoet aan de groennorm te voorkomen? Zo ja, hoe gaat het college deze evenredige groei borgen? Zo nee, waarom niet?

13. Hoe verhoudt de investering op particuliere grond zich t.o.v. de huidige inzet in de openbare ruimte in relatie tot de winst die te halen valt. Welke keus maken we daar nou in en waarom?

In Utrecht hebben we ervoor gekozen om werk met werk te combineren. Zo wordt bij groot onderhoud aan wegen en riolering het toevoegen van groen meegenomen. Echter komen de locaties waar dergelijk groot onderhoud nodig is niet altijd overeen met de locaties waar behoefte is aan extra groen. Het rapport adviseert om die reden om binnen de vergroeningsopgave de versteende wijken of die met de grootste opgaven logischerwijs als eerste aan te pakken. Dit vraagt dan wel om een andere aanpak dan ‘werk met werk maken’.

14. Kan het college in het gevraagde overzicht bij vraag 4 ook aangeven in welke buurten wel/geen projecten gepland zijn waarin de vergroeningsopgave is meegenomen?

15. Welke mogelijkheden ziet het college om de plekken waar een grote behoefte aan extra groen, maar waar geen groot onderhoud gepland is, te vergroenen?

15a. Ziet het college mogelijkheden om versteende wijken voorrang te geven en wanneer nodig ook puur in te zetten op vergroening?

Landelijk is de vergroeningsopgave ondergebracht binnen de programmatische aanpak Groen in en om de Stad (GIOS). Op 31 mei j.l. is als onderdeel van deze aanpak een handreiking uitgebracht met adviezen aan gemeenten en provincies over het meenemen van vergroening in het maken van plannen.

16. Zijn er maatregelen die Utrecht aanvullend op het huidige beleid kan nemen? Graag een toelichting.

In het rapport worden voor gemeenten een aantal aanbevelingen gedaan voor gemeenten wat tot de volgende vragen leidt:

17. Welke mogelijkheden zijn er op gemeentelijk niveau om te garanderen dat groen voldoende meegroeit bij nieuwbouw?

18. Deelt het college dat het wenselijk is om een deel van de stijgende WOZ-inkomsten te labelen voor vergroeningsdoeleinden?

Het onderzoek adviseert om wanneer duidelijk is waar er vergroend kan worden, verschillende uitvoeringsscenario’s met daaraan gekoppeld verschillen in budget door te rekenen en aan de raad voor te leggen. Daarbij gaat het dan om scenario’s die het complete beeld schetsen over de lange termijn (>25 jaar), waarbij uitgerekend is:

  • Wat het groen kost in aanleg;
  • Wat de invloed is op het beheerbudget van de openbare ruimte;
  • Wat de baten zijn van de vergroening

19. Kan het college dergelijke verschillende scenario’s aan de raad voorleggen en in die scenario’s ook in te gaan op kwaliteit vs kwantiteit en bomen vs struiken? Zo ja wanneer en zo nee waarom niet?

Het rapport van gaat alleen over de verstening van het grondoppervlak en over het oppervlakte groen per buurt. Voor het behoud en herstel van biodiversiteit en voor de belevings- en gebruikswaarde van mensen is ook de kwaliteit van het groen van groot belang. Het gaat hierbij om de inrichting, de plantkeuze en om het beheer.

Als bijlage bij het rapport staat een Stappenplan voor gemeenten hoe te vergroenen.

20. Heeft de gemeente Utrecht deze stappen doorlopen in haar huidige aanpak om te vergroenen?

20a. Zo nee, welke stappen zijn niet doorlopen en waarom? Is het college voornemens om deze stappen alsnog te doorlopen?

Charlotte Passier, Volt
Anne Sasbrink, Partij voor de Dieren
Nadia Stylianou, D66
Rien van den Hoek, UtrechtNu!

Indiendatum: 23 jan. 2025
Antwoorddatum: 11 feb. 2025

Schriftelijke vragen 224/2024

Onlangs verscheen het onderzoek van Sweco en Natuur & Milieu naar de verstening van Nederlandse gemeenten.

In de samenvatting van het rapport is te lezen dat groene steden essentieel zijn voor het tegengaan van hitte- en wateroverlast, voor het welzijn en de gezondheid van bewoners en voor de biodiversiteit. Kortom, voldoende groen in onze steden is geen vrijblijvende luxe, maar absolute noodzaak. Toch blijkt uit dit onderzoek dat meer dan de helft van de buurten in de 32 grootste Nederlandse gemeenten versteend is. Én dat de verstening in de afgelopen vijf jaar – in de periode 2019 tot 2024 – sterk is toegenomen.

De partijen Volt, Partij voor de Dieren, D66 en UtrechtNu! willen aan de hand van dit rapport graag inzoomen op de situatie in Utrecht en hebben de volgende vragen.

1. Wat vindt het college van dit rapport? En wil het college daarbij inzoomen op de resultaten m.b.t. Utrecht?

Antwoord: Wij waarderen het rapport ‘Tekort aan groen in Nederlandse steden en herkennen de grote lijnen, die aansluiten bij de eigen ambities en inspanningen van Utrecht op het gebied van duurzaamheid en vergroening. Utrecht is niet de enige gemeente die actief werkt aan groene doelen; er zijn veel andere gemeenten, evenals landelijke programma’s zoals Groen In en Om de Stad (GIOS), waaraan Utrecht ook een bijdrage levert. Daarnaast dragen adviesbureaus en ngo’s, zoals Natuur en Milieu, constructief bij aan dit debat, ieder met eigen meetmethoden en stappenplannen. Utrecht heeft een sterke positie dankzij keuzes zoals de groene schaalsprong, die gericht zijn op een grotere inzet voor vergroening. Deze aanpak geeft Utrecht in zekere zin een voorsprong bij het combineren van verstedelijking, groei van het aantal inwoners, mobiliteit en een gezonde, groene leefomgeving. Vanuit dit kader beantwoorden wij de volgende vragen. Het rapport bevestigt grotendeels de bevindingen die eerder door ons college met uw raad zijn gedeeld, zoals beschreven in het Duurzaamheidsverslag 2023.

Een versteende buurt is een buurt met minder dan 75 m2 groen per woonadres, en/of waar een aaneengesloten groen gebied van ten minste 1 hectare ontbreekt. In Utrecht is 59% van versteend. Waarbij zelfs 29% van de buurten minder dan 30 m2 openbaar groen in de per woonadres heeft.

In het rapport staat ook dat in Utrecht het aantal buurten dat voldoet aan de norm ≥ 75 m2 openbaar groen per woonadres sinds 2019 met 19% is afgenomen, het m2 openbaar groen in de hele gemeente met ruim 5% en het gemiddelde m2 openbaar groen per woonadres met bijna 40%.

Daarnaast is boomkroonbedekking is een belangrijke indicator voor groen in de stad. Een veelgebruikte norm die wordt gehanteerd is de 3-30-300 regel: uit iedere woning uitzicht op 3 bomen, in een buurt is minstens 30% van het grondoppervlak bedekt door boomkronen en op maximaal 300 m van een huis bevindt zich een groen gebied van ten minste 1 hectare.

Uit de analyse boomkroonbedekking blijkt dat in Utrecht het percentage boomkroonbedekking op publieke én private gronden slechts 9% is en dat geen enkele buurt ≥ 30% boomkroonbedekking heeft op publieke én private gronden.

2. Deelt het college de mening dat dit schrikbarende cijfers zijn?

Antwoord: De cijfers uit het rapport geven aan dat Utrechtse buurten verschillen in de hoeveelheid openbaar groen per woonadres. Deze constatering is niet verbazingwekkend gezien de eerder gerapporteerde variatie in openbaar groen per huishouden over de Utrechtse wijken in het duurzaamheidsverslag.

3. Wat zijn volgens het college de gevolgen voor de inwoners van betreffende buurten?

Antwoord: De gevolgen van versteende wijken zijn verhoogde kans op hittestress met een negatieve invloed op
de gezondheid, nachtrust, het welbevinden van mensen en de arbeidsproductiviteit. Deze staan
beschreven in de Visie Klimaatadaptatie Utrecht (p. 14/15).

4. Kan het college een overzicht geven van de Utrechtse wijken (indien mogelijk per buurt) die versteend zijn? Graag ook aangeven welke buurten zelfs minder dan 30 m2 openbaar groen per woonadres hebben.

Antwoord: In het Duurzaamheidsverslag is een overzicht gegeven van de groenarme (veelal versteende) buurten van Utrecht. Een gedetailleerd overzicht van buurten naar openbare ruimte en voor specifiek 30 m2 groen per woonadres is niet beschikbaar. Het overzicht van de samenstelling van de openbare ruimte (inclusief verharding en groen) is aan u gerapporteerd in het Duurzaamheidverslag 2023.

5. Uit het rapport blijkt dat het aantal buurten dat voldoet aan de norm van 75 m2 afneemt. Hoe reflecteert het college op deze cijfers?

Antwoord: Onze reflectie over de ontwikkeling van groen in Utrecht deelden wij in de commissievergadering MGOR van 19 september 2024 toen we het rapport van de Rekenkamer bespraken. Wij voeren een strategie voor groen ('Groene Schaalsprong') om het tempoverschil tussen woningbouw en vergroening richting 2040 in te lopen. De voortgang op deze strategie is beschreven in de raadsbrief 'strategie voor groen, stand van zaken' en wordt ook in de aanstaande Verantwoording (jaarstukken) aan u gerapporteerd.

Het onderzoek geeft ook aan dat het particulier groen vaak niet in beeld gebracht is en dat oppervlakten en inhoud van boomkronen niet bekend zijn bij de gemeente. Aangegeven wordt het waardevol kan zijn om ook van de biodiversiteit en de gezondheid in wijken/gebieden een nulmeting uit te voeren. Zo kan vergroening ook aan die opgaves gekoppeld worden.

Uit de brochure ‘Landelijke bomennorm’ van het Norminstituut Bomen blijkt dat de inhoud van de boomkronen in Utrecht in elk geval één keer gemeten is.

6. Worden de inhoud en oppervlaktes van de boomkronen in Utrecht permanent gemonitord? Zo ja hoe? Zo nee, waarom niet en hoe zou het kunnen?

Antwoord: Nee, dat wordt nu nog niet gemonitord. We hebben in de Raadsbrief “Plan van Aanpak Rekenkamer- onderzoek’ Vergroening, van droom naar daad’ aangegeven dat we in aansluiting op de landelijke indicator voor boomkroonvolume van het Norminstituut Bomen, onderzoeken hoe we de groei van boomkronen door de jaren heen (trendontwikkeling) het beste kunnen monitoren. We zijn hierover in gesprek met landelijke kennisinstituten hoe dit het beste te kunnen implementeren. Over de stand van zaken wordt u bij de Jaarstukken 2025 (Q2 2026) geïnformeerd.

7. Is er een volledig en actueel beeld van alle bomen (dus niet alleen de gemeentelijke bomen) en hun boomkroonoppvlaktes / - inhoud in Utrecht? Zo nee, hoe gaat het college ervoor zorgen dat dit er komt?

Antwoord: Om de gemeentelijke bomen te kunnen beheren houden we gegevens bij in het gemeentelijk beheersysteem. Boomkroonoppervlaktes en boomkroonvolumes houden wij niet bij. Wij hebben geen beeld beschikbaar van de particuliere bomen in Utrecht. Zoals aangegeven bij vraag 6 onderzoeken we de monitoringsmogelijkheden in 2025 en komen we hier bij de Jaarstukken 2025 (Q2 2026) op terug.

8. Heeft het college het particulier groen in Utrecht goed in beeld? Zo ja, kan deze informatie met de raad gedeeld worden ?Zo nee, bent u bereid dit in beeld te brengen?

Antwoord: We hebben alleen het groen in beeld dat we als gemeente in beheer hebben. Het overgrote deel van het particulier groen in Utrecht valt hier niet onder. We onderzoeken in 2025 hoe we dit het beste, ook voor de komende jaren, in beeld kunnen brengen. Ook hierover wordt u bij de Jaarstukken 2025 geïnformeerd.

9. Uit het plaatje uit bovengenoemde brochure en de cijfers uit het rapport blijkt dat voor een groot deel van onze gemeente het boomkroonnvolume weinig tot matig is. Wat gaat het college doen om overal tot een voldoende boomkroonvolume te komen? Binnen welk tijdsbestek verwacht het college dit voor elkaar te krijgen?

Antwoord: Wij hebben nog geen beeld van het boomkroonvolume, zoals we hierboven schrijven gaan we wel onderzoeken hoe we de groei kunnen monitoren. Om tot voldoende boomkroonvolume te komen, zetten wij in op het behoud van bomen door bij planontwikkeling en bij herinrichting rekening te houden met bestaande bomen en door de groeiplaatsen van bestaande bomen te verbeteren. We planten waar mogelijk en binnen de financiële kaders bomen bij in de openbare ruimte met voldoende ondergrondse groeiruimte (groeiplaatsverbetering), zodat deze bomen groot en oud kunnen worden. Verder hebben we meerdere malen weggeefacties met zaailingen en fruitbomen georganiseerd.

10. Bij de commissiebespreking van het rekenkamerrapport ‘Van droom naar daad’ is gesproken over een nulmeting ten aanzien van biodiversiteit. Hoe staat het hiermee?

Antwoord: Er is in de commissiebespreking van 19 september 2024 (pagina 41 regel 28) geen toezegging gedaan t.a.v. een nulmeting van biodiversiteit. Wel is toegezegd te onderzoeken of we een indicator soorten per wijk kunnen ontwikkelen ten behoeve van biodiversiteit. Hierover wordt u geïnformeerd bij de Jaarstukken 2025.

De neerwaartse trend in de hoeveelheid openbaar groen per woonadres wordt aan twee oorzaken toegewezen:

  • Een lichte afname in het oppervlak openbaar groen
  • Een groeiend aantal inwoners waarbij het groen in de openbare ruimte niet mee groeit

In 2021 heeft de raad de RSU 2040 vastgesteld als koersdocument voor de groei van de stad. Daarin staat de opgave om een gezonde balans tussen verdichting en vergroening te bereiken: uitbreiding van het groen in de stad met 440 hectare en 60.000 bomen. Daarnaast ligt rondom de stad nog een opgave van 250 hectare. Hiermee blijft de beschikbare hoeveelheid groen per huishouden stabiel in een groeiend Utrecht zo valt te lezen in de raadsbrief Strategie voor groen uit 2022.

Met de strategie voor groen is een versnelling ingezet om meer groen in de openbare ruimte aan te leggen. Dit om een gezonde balans bij de groei van Utrecht te behouden, overeenkomstig het koersdocument voor de groei van Utrecht (RSU 2040) en om tijdig (2050) klimaatbestendig te zijn.

Toch zien we dat groen regelmatig het kind van de rekening is. Een recent voorbeeld is het door het college voorgelegde voorstel met optimalisaties in deelgebied 6 van de Merwedekanaalzone (tevens door de raad ingestemd). Hierbij worden investeringen voor de inrichting van de openbare ruimte doorgeschoven naar fase 2, met de bijbehorende gevolgen en risico’s voor het casco van de stad.

11. Kan het college toelichten waar we nu staan in de vergroeningsopgave en in hoeverre we nog op schema lopen met de strategie voor groen zoals deze is beschreven in de raadsbrief Strategie voor groen?

Antwoord: De voortgang in de vergroening van Utrecht wordt jaarlijks gerapporteerd in het duurzaamheidsverslag en in de jaarstukken (inclusief bomenbalans). Vanaf dit jaar wordt in de jaarstukken over 2024 aangegeven hoeveel groen en hoeveel bomen we jaarlijks netto hebben toegevoegd aan het beheerareaal. Hiermee kunt u de vergroening van Utrecht beter volgen.

11a. Welke kansen hebben we sinds de Strategie voor groen van start is gegaan laten liggen?

Antwoord: We hebben geen kansen laten liggen.

11b. Welke kansen hebben we bij komende projecten om in te zetten op de strategie voor groen? Graag een overzicht van de betreffende projecten waarbij wordt aangegeven bij welke projecten het spannend wordt of de beoogde hoeveelheid groen daadwerkelijk gerealiseerd wordt en waardoor dat komt.

Antwoord: Het MPR bevat het overzicht van alle komende projecten en geeft ook de beoogde hoeveelheid te realiseren groen aan. In de Jaarstukken inclusief het duurzaamheidsverslag leest u de hoeveelheid daadwerkelijk gerealiseerd groen en een korte toelichting op het resultaat van de strategie voor groen.

12. Is het college het met vragenstellers eens dat wanneer het beleid op meer verdichten wordt doorgezet, dat dit dan hand in had moet gaan met evenredige vergroening, om een verdere krimp van het gemiddelde aantal vierkante meters groen per woonadres en het aantal buurten dat voldoet aan de groennorm te voorkomen? Zo ja, hoe gaat het college deze evenredige groei borgen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: De inzet van ons is onverminderd: een evenredige vergroening zoals recentelijk verwoord in de commissie MGOR van 19.09.2024. In de raadsbrief van 8 maart 2022 is aangegeven dat de vergroening in Utrecht nu nog achterloopt bij de woningbouw. De groene schaalsprong geeft uitvoering aan de ambitie om dit tempoverschil richting 2040 in te lopen. We zetten ons in om deze collegeperiode substantieel meer groen te realiseren dan voorheen, zoals aangegeven in de raadsbrief van 12 april 2023.

13. Hoe verhoudt de investering op particuliere grond zich t.o.v. de huidige inzet in de openbare ruimte in relatie tot de winst die te halen valt. Welke keus maken we daar nou in en waarom?

Antwoord: De hoogte van investeringen in groen op particuliere grond is niet bekend, waardoor een directe vergelijking met de inzet in de openbare ruimte niet mogelijk is. Onze keuze voor vergroening in het kader van klimaatadaptatie is gebaseerd op het uitgangspunt dat wij particulieren geen ambitie kunnen opleggen die wij zelf niet realiseren in de openbare ruimte. Dit is vastgelegd in de (raadsbrief Visie Klimaatadaptatie (19.01.2022, p. 3/4): "Voor alle doelstellingen geldt dat deze zowel voor openbaar terrein als particulier terrein van toepassing zijn."
Dit betekent dat wij in de openbare ruimte het goede voorbeeld geven en particulieren stimuleren, verleiden en motiveren om ook te vergroenen. Vooralsnog leggen we geen verplichtingen op aan particulieren, maar richten we ons op bewustwording en ondersteuning om vergroening aantrekkelijk en haalbaar te maken.

In Utrecht hebben we ervoor gekozen om werk met werk te combineren. Zo wordt bij groot onderhoud aan wegen en riolering het toevoegen van groen meegenomen. Echter komen de locaties waar dergelijk groot onderhoud nodig is niet altijd overeen met de locaties waar behoefte is aan extra groen. Het rapport adviseert om die reden om binnen de vergroeningsopgave de versteende wijken of die met de grootste opgaven logischerwijs als eerste aan te pakken. Dit vraagt dan wel om een andere aanpak dan ‘werk met werk maken’.

14. Kan het college in het gevraagde overzicht bij vraag 4 ook aangeven in welke buurten wel/geen projecten gepland zijn waarin de vergroeningsopgave is meegenomen?

Antwoord: In het MPR 2024 hebben we per gebied de ruimtelijke investeringen op de kaart weergegeven, inclusief de inzet op extra groen. Daarnaast zijn via de kaart MPR 2024 alle ruimtelijke projecten en gebiedsontwikkelingen weergegeven.

15. Welke mogelijkheden ziet het college om de plekken waar een grote behoefte aan extra groen, maar waar geen groot onderhoud gepland is, te vergroenen?

Antwoord: Wij zien door beperkte financiële middelen slechts beperkte mogelijkheden voor vergroening op plekken waar geen groot onderhoud gepland is. De prioriteit ligt bij straten in wijken met een grote groenbehoefte en een lage sociaal-economische status (SES). Vanuit de buurtagenda zetten we ons, samen met bewoners, in voor een groenere leefomgeving. Denk aan initiatieven zoals de Alexandertuin, de Columbuslaan (ZW) en gezamenlijke vergroening in Ondiep. Voor extra inspanningen ontbreken momenteel de financiële middelen.

15a. Ziet het college mogelijkheden om versteende wijken voorrang te geven en wanneer nodig ook puur in te zetten op vergroening?

Antwoord: Zie vorig antwoord.

Landelijk is de vergroeningsopgave ondergebracht binnen de programmatische aanpak Groen in en om de Stad (GIOS). Op 31 mei j.l. is als onderdeel van deze aanpak een handreiking uitgebracht met adviezen aan gemeenten en provincies over het meenemen van vergroening in het maken van plannen.

16. Zijn er maatregelen die Utrecht aanvullend op het huidige beleid kan nemen? Graag een toelichting.

Antwoord: Het huidige coalitieakkoord voorziet in extra middelen vanaf 2026 om de Groene Schaalsprong te realiseren. Echter, deze middelen zijn onvoldoende in verhouding tot de ambities (zie ook Rekenkameronderzoek van Droom naar daad en vraag 15). Daarnaast worden ook niet-financiële middelen verkend. Dit omvat enerzijds juridische borging, zoals de Natuurherstelwet, en anderzijds sturingsvraagstukken binnen projecten, waarbij een afweging moet worden gemaakt tussen groen en andere ruimtelijke opgaven.

In het rapport worden voor gemeenten een aantal aanbevelingen gedaan voor gemeenten wat tot de volgende vragen leidt:

17. Welke mogelijkheden zijn er op gemeentelijk niveau om te garanderen dat groen voldoende meegroeit bij nieuwbouw?

Antwoord: In de RSU 2040 staat het doel om een gezonde balans te vinden tussen verdichting en vergroening. Dit doen we met het principe ‘Groen Tenzij’, de stedelijke barcode (75 m² openbaar groen per huishouden) en de doelen uit de Visie Klimaatadaptatie. Deze normen en regels worden opgenomen in de Omgevingswet (visies en plannen), gemeentelijke instrumenten (richtlijnen, regels en verordeningen) en onze werkmethodiek. Zo leggen we de groene opgave juridisch vast in al onze plannen. Door te ontwerpen vanuit ‘Groen Tenzij’ wordt vergroening een standaard onderdeel van onze ontwerpprocessen. Ook creëren we meer ruimte voor groen door regie te voeren op het gebruik van de ondergrond.

18. Deelt het college dat het wenselijk is om een deel van de stijgende WOZ-inkomsten te labelen voor vergroeningsdoeleinden?

Antwoord: De OZB-inkomsten stijgen niet per definitie als gevolg van de WOZ-waarden maar als gevolg van specifieke besluiten over verhogen/verlagen van de OZB (zoals bij de voorjaarsnota 2024) en de indexatie. Besluit hierover en vervolgens de inzet van de extra middelen maakt u bij de integrale afweging voorjaarsnota. Gezien de financiële situatie en bezuinigingsopgave verwachten wij geen extra middelen.

Het onderzoek adviseert om wanneer duidelijk is waar er vergroend kan worden, verschillende uitvoeringsscenario’s met daaraan gekoppeld verschillen in budget door te rekenen en aan de raad voor te leggen. Daarbij gaat het dan om scenario’s die het complete beeld schetsen over de lange termijn (>25 jaar), waarbij uitgerekend is:

  • Wat het groen kost in aanleg;
  • Wat de invloed is op het beheerbudget van de openbare ruimte;
  • Wat de baten zijn van de vergroening

19. Kan het college dergelijke verschillende scenario’s aan de raad voorleggen en in die scenario’s ook in te gaan op kwaliteit vs kwantiteit en bomen vs struiken? Zo ja wanneer en zo nee waarom niet?

Antwoord: Wij zullen geen verschillende scenario’s voorleggen. In plaats daarvan wordt in het uitvoeringsprogramma Groene Schaalsprong, inclusief een financieringsstrategie, ingegaan op de aanpak. U ontvangt hierover meer informatie in Q2.

Het rapport van gaat alleen over de verstening van het grondoppervlak en over het oppervlakte groen per buurt. Voor het behoud en herstel van biodiversiteit en voor de belevings- en gebruikswaarde van mensen is ook de kwaliteit van het groen van groot belang. Het gaat hierbij om de inrichting, de plantkeuze en om het beheer.

Als bijlage bij het rapport staat een Stappenplan voor gemeenten hoe te vergroenen.

20. Heeft de gemeente Utrecht deze stappen doorlopen in haar huidige aanpak om te vergroenen?

Antwoord: Nee

20a. Zo nee, welke stappen zijn niet doorlopen en waarom? Is het college voornemens om deze stappen alsnog te doorlopen?

Antwoord: Het Stappenplan uit het rapport is een goede aanbeveling voor gemeenten die nog vorm moeten geven aan hun beleid. Daardoor voor Utrecht minder relevant, omdat we werken met 'De Groene Schaalspong'. Utrecht heeft haar ambities vastgelegd in de RSU en is al volop bezig met de implementatie en uitvoering van de ambities.

Charlotte Passier, Volt
Anne Sasbrink, Partij voor de Dieren
Nadia Stylianou, D66
Rien van den Hoek, UtrechtNu!

Interessant voor jou

Mondelinge vragen Utrecht blijft natuurinclusief bouwen

Lees verder

Mondelinge vragen Veel vuurwerkoverlast in Utrecht

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer