Monde­linge vragen Dieren Leidsche Rijn nóg meer in de knel


Indiendatum: 8 apr. 2021

Mondelinge vragen 2, 8 april 2021

De Partij voor de Dieren ontving vorige week een noodkreet van bewoners van Oog in Al, die aan de overkant van het Amsterdam-Rijnkanaal zien dat dieren als fazanten en hazen door huizenbouw en verkeer steeds meer in de knel komen. In november 2017 stelden de Partij voor de Dieren en GroenLinks hier ook al vragen over, en toenmalig wethouder Geldof gaf aan dat de dieren ‘hun plekje wel weer zouden vinden’. Maar dat blijkt dus niet zo te zijn, want de dieren kunnen inmiddels geen kant meer op. De onbestemde bosschages langs het kanaal en het achterliggende groen zijn inmiddels geslonken tot een rijtje bomen met als gevolg dat fazanten op het hellend vlak richting kanaal scharrelen en hazen schichtig rondschieten. De Partij voor de Dieren vindt dat hier iets moet gebeuren met als doel dat deze dieren hun leefruimte behouden.

De Partij voor de Dieren heeft daarom de volgende vragen:

1. In hoeverre herkent het college het beeld dat wilde dieren op deze plek hun leefruimte verliezen door de groei van de stad en maakt het college zich hier zorgen over?

2. Wat doet het college om de wilde dieren in het gebied te helpen en ervoor te zorgen dat zij in alle rust kunnen leven en hun natuurlijke gedrag kunnen vertonen?

3. Ziet het college mogelijkheden om in het gebied een groene ruimte te creëren waar deze dieren terechtkunnen? Zo ja, wanneer wordt zo’n groene ruimte aangelegd? Zo nee, waarom niet, en realiseert het college zich dat dieren dan écht nergens meer naartoe kunnen in dit gebied?

4. Bewoners zouden graag zien dat de dieren worden verplaatst naar een gebied waar ze wél de ruimte hebben.

A. Hoe staat het college hier tegenover en hoe zou dit in zijn werk gaan?

B. Is het creëren van een (permanente) groene corridor naar een ander, veilig gebied, ook mogelijk? Zo ja, hoe ziet het college dit voor zich? Zo nee, waarom niet?

Maarten van Heuven, Partij voor de Dieren

Indiendatum: 8 apr. 2021
Antwoorddatum: 8 apr. 2021

Mondelinge vragen 2, 8 april 2021

De Partij voor de Dieren ontving vorige week een noodkreet van bewoners van Oog in Al, die aan de overkant van het Amsterdam-Rijnkanaal zien dat dieren als fazanten en hazen door huizenbouw en verkeer steeds meer in de knel komen. In november 2017 stelden de Partij voor de Dieren en GroenLinks hier ook al vragen over, en toenmalig wethouder Geldof gaf aan dat de dieren ‘hun plekje wel weer zouden vinden’. Maar dat blijkt dus niet zo te zijn, want de dieren kunnen inmiddels geen kant meer op. De onbestemde bosschages langs het kanaal en het achterliggende groen zijn inmiddels geslonken tot een rijtje bomen met als gevolg dat fazanten op het hellend vlak richting kanaal scharrelen en hazen schichtig rondschieten. De Partij voor de Dieren vindt dat hier iets moet gebeuren met als doel dat deze dieren hun leefruimte behouden.

De Partij voor de Dieren heeft daarom de volgende vragen:

1. In hoeverre herkent het college het beeld dat wilde dieren op deze plek hun leefruimte verliezen door de groei van de stad en maakt het college zich hier zorgen over?

Bij het realiseren van de woningbouwopgave voor de stad Utrecht hebben we natuurlijk zorg voor natuur en leefruimte voor onze dieren.

2. Wat doet het college om de wilde dieren in het gebied te helpen en ervoor te zorgen dat zij in alle rust kunnen leven en hun natuurlijke gedrag kunnen vertonen?

In het gebied Leeuwesteyn is langs het kanaal een bestaande groene zone met bomen en kruiden behouden. Eigenlijk de oorspronkelijke groenzone va de A2. Hier kunnen dieren in het gebied schuilen tijdens de bouw van het gebied en in die zone vinden ook geen werkzaamheden plaats. Daarnaast wordt in nieuwbouwplannen - waar u ons ook vaak toe heeft opgeroepen - ook onze ambitie voor diervriendelijk bouwen verwezenlijkt door bijvoorbeeld het plaatsen van nestkasten, paringsplaatsen in het groen en rondom bouwplaatsen etc etc.

3. Ziet het college mogelijkheden om in het gebied een groene ruimte te creëren waar deze dieren terechtkunnen? Zo ja, wanneer wordt zo’n groene ruimte aangelegd? Zo nee, waarom niet, en realiseert het college zich dat dieren dan écht nergens meer naartoe kunnen in dit gebied?

De groene zone die hier is blijft een ecologische zone en de huidige beplanting in die ecologische zone wordt in overleg met onze gemeentelije ecoloog aangevuld om een betere biodiversiteit te realiseren en meer beschuttingsplekken. Vooruitlopend op nieuwe werkzaamheden zijn ook scans uitgevoerd door de flora en fauna [sic] en op basis van die scans worden mogelijk mitigerende maatregelen genomen voor de dieren in het gebied. Bijvoorbeeld door het plaatsen van extra takkengrillen. Met het uitvoeren van die maatregelen proberen wij invulling te geven aan onze zorgplicht voor de dieren. De groene zone blijft dus bestaan en rondom de Boerderij Roodnoot gaan we ook het bestaande groen onderhouden en het Willem Alexanderpark is natuurlijk aangelegd met zo'n 80.000 m2, oftewel zo'n 8 hectare groen en het Park Leeuwesteyn aan de noordkant van Leidsche Rijn Centrum wordt groen ingericht. Als het afgebouwd is, zal het ook afgerond worden. Wij denken dat de groene zone langs het kanaal en het bosgebied in het zuiden groot genoeg is voor een toevluchtsoord voor de hazen en fazanten in dit gebied. In de toekomst zullen de verschillende groene gebieden die ik net al noemde met elkaar in verbinding worden gebracht, waardoor een groter en groener leefgebied ontstaat.

4. Bewoners zouden graag zien dat de dieren worden verplaatst naar een gebied waar ze wél de ruimte hebben.

A. Hoe staat het college hier tegenover en hoe zou dit in zijn werk gaan?

Geen antwoord

B. Is het creëren van een (permanente) groene corridor naar een ander, veilig gebied, ook mogelijk? Zo ja, hoe ziet het college dit voor zich? Zo nee, waarom niet?

Geen antwoord

Maarten van Heuven, Partij voor de Dieren

Aanvullende vraag Partij voor de Dieren: Herkent het college het beeld van omwonenden dat er nu heel veel hazen en fazanten geen plek kúnnen vinden, dus dat er kennelijk toch iets mis is?

We herkennen onze {sic] zorgen, want we hebben zorgen over het behoud van wilde dieren in het gebied. Wij denken alleen dat er voldoende mogelijkheden zijn waar zij hun toevluchtsoord kunnen vinden.