Schrif­te­lijke vragen Biomassa-gestookte asfalt­cen­trale Lage Weide


Indiendatum: 9 jun. 2020

Schriftelijke vragen 129/2020

Tijdens het Vragenuur van donderdag 28 mei 2020 gaf de wethouder aan “niet vooruit te willen lopen” op de vraag wat te doen als er niet voldoende gecertificeerde biomassa beschikbaar zou zijn voor de voorgenomen biomassa-gestookte asfaltcentrale op industrieterrein Lage Weide. Onze fracties zijn zeer bezorgd over de voorgenomen komst van de biomassacentrale, en het antwoord van de wethouder heeft deze zorgen allerminst weggenomen.

Onlangs concludeerde het Planbureau voor de Leefomgeving dat Nederland een onevenredig groot beslag legt op biomassa die internationaal voor energie beschikbaar is. Wereldwijd is de vraag naar biomassa veel groter dan het aanbod. Indien de bewuste biomassacentrale überhaupt al aan voldoende gecertificeerde biomassa zou komen om op te stoken, dan gaat dit ten koste van de beschikbaarheid aan gecertificeerde biomassa voor andere centrales, waar vervolgens meer niet-gecertificeerde biomassa zal worden verbrand. Overigens zijn dergelijke keurmerken ook geen garantie op volledige duurzaamheid en zijn ze fraudegevoelig. Daarnaast blijkt uit onderzoek van Investico dat bij het vergunnen van andere biomassacentrales rekentrucs zijn toegepast waardoor biomassacentrales per saldo meer stikstof uitstoten, terwijl ze op papier wel binnen de marge van hun oorspronkelijke – te ruim uitgegeven – vergunningen blijven.

Vanwege het op zijn minst twijfelachtige karakter van de duurzaamheid van biomassacentrales stelt de Partij voor de Dieren de volgende aanvullende vragen:

1. Het college wilde in het Vragenuur nog niets zeggen over wat te doen als er onvoldoende gecertificeerde biomassa beschikbaar is. Wanneer weet het college wel wat te doen als er niet voldoende gecertificeerde biomassa beschikbaar is? Hoe zal de te vergunnen biomassacentrale gestookt worden wanneer er geen of onvoldoende gecertificeerde biomassa voorhanden is?

2. Is het college het met ons eens dat, indien het college niet de garantie heeft dat er alléén gecertificeerd biomassa in de biomassacentrale zal worden gestookt, dat het niet verdedigbaar is dat er een vergunning zou worden verleend voor deze biomassacentrale? Zo nee, waarom niet?

3. Is het college bereid in ieder geval op te treden tegen de asfaltcentrale wanneer zou blijken dat de biomassa-asfaltcentrale niet alléen 100% gecertificeerde biomassa verbrandt? Zo nee, waarom niet?

4. Kan er in de vergunningverlening een opschortingsclausule worden opgenomen waarbij op grond van een jaarlijks aan te leveren bronnenboek kan worden geconstateerd of de aangeleverde biomassa gecertificeerd is? En mocht dit niet het geval zijn de asfaltcentrale kan worden stilgelegd?

5. Is het college het met ons eens dat, al wordt er wel gebruik gemaakt van gecertificeerde biomassa, we hiermee bijdragen aan het kappen van bomen, het beschadigen van het leefgebied van dieren, en het uitstoten van CO2 door het verbranden van bomen? En zo ja, is het college het met ons eens dat het gebruik van gecertificeerde biomassa hiermee een nietszeggende randvoorwaarde is?

6. Er komen ook steeds meer aanwijzingen dat biomassa ook een ongezonde vorm van energie is. Ook Milieugroep Zuilen maakt zich in dit geval zorgen over geuroverlast en verspreiding van fijnstof. In hoeverre spelen gezondheidsoverwegingen een rol bij deze vergunning?

7. Milieugroep Zuilen diende een zienswijze in op de voorgenomen wijziging op de omgevingsvergunning. Voor zover bekend is hier nog geen reactie op gekomen. Klopt dit? Wat is de reactie van het college op de door de stichting ingediende zienswijze?

8. Milieugroep Zuilen wil dat een systeem van monitoring waarbij adequaat gehandhaafd wordt na klachten. Is het college bereid zo’n systeem op te zetten, dan wel eraan mee te werken? Zo nee, waarom niet?

9. Kan het college toezeggen dat deze centrale ook echt binnen de gestelde stikstofmarges blijft, wat gezien de nabijheid van Nature 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen ook echt een must is, en dat er geen rekentrucs worden toegepast zoals bij andere biomassacentrales?

10. Wat is de stikstofdispositie van de te vergunnen biomassacentrale in het Natura 2000-gebied?

11. Tot slot, mag het college de vergunning op grond van de hierboven geschetste problematiek weigeren? Zo ja, is het daartoe bereid? En zo nee, is het college bereid in gesprek te gaan met de eigenaar van de asfaltcentrale over het dubieuze karakter van de duurzaamheid van de biomassacentrale?

Maarten van Heuven, Partij voor de Dieren
Mahmut Sungur, DENK
Cees Bos, SBU
Henk van Deún, PVV

Indiendatum: 9 jun. 2020
Antwoorddatum: 22 jul. 2020

Schriftelijke vragen 129/2020

Tijdens het Vragenuur van donderdag 28 mei 2020 gaf de wethouder aan “niet vooruit te willen lopen” op de vraag wat te doen als er niet voldoende gecertificeerde biomassa beschikbaar zou zijn voor de voorgenomen biomassa-gestookte asfaltcentrale op industrieterrein Lage Weide. Onze fracties zijn zeer bezorgd over de voorgenomen komst van de biomassacentrale, en het antwoord van de wethouder heeft deze zorgen allerminst weggenomen.

Onlangs concludeerde het Planbureau voor de Leefomgeving dat Nederland een onevenredig groot beslag legt op biomassa die internationaal voor energie beschikbaar is. Wereldwijd is de vraag naar biomassa veel groter dan het aanbod. Indien de bewuste biomassacentrale überhaupt al aan voldoende gecertificeerde biomassa zou komen om op te stoken, dan gaat dit ten koste van de beschikbaarheid aan gecertificeerde biomassa voor andere centrales, waar vervolgens meer niet-gecertificeerde biomassa zal worden verbrand. Overigens zijn dergelijke keurmerken ook geen garantie op volledige duurzaamheid en zijn ze fraudegevoelig. Daarnaast blijkt uit onderzoek van Investico dat bij het vergunnen van andere biomassacentrales rekentrucs zijn toegepast waardoor biomassacentrales per saldo meer stikstof uitstoten, terwijl ze op papier wel binnen de marge van hun oorspronkelijke – te ruim uitgegeven – vergunningen blijven.

Vanwege het op zijn minst twijfelachtige karakter van de duurzaamheid van biomassacentrales stelt de Partij voor de Dieren de volgende aanvullende vragen:

1. Het college wilde in het Vragenuur nog niets zeggen over wat te doen als er onvoldoende gecertificeerde biomassa beschikbaar is. Wanneer weet het college wel wat te doen als er niet voldoende gecertificeerde biomassa beschikbaar is? Hoe zal de te vergunnen biomassacentrale gestookt worden wanneer er geen of onvoldoende gecertificeerde biomassa voorhanden is?

In de ontwerpvergunning is als eis opgenomen dat alleen biomassa uit duurzaam beheerd bos (NTA8080 gecertificeerd) gestookt mag worden. Dat betekent dat het gebruik van niet-gecertificeerde biomassa niet is toegestaan. Indien gecertificeerde biomassa niet verkrijgbaar is, dan zal de ACLW moeten verzoeken om wijziging van vergunning, zodat een andere brandstof gebruikt kan worden.

2. Is het college het met ons eens dat, indien het college niet de garantie heeft dat er alléén gecertificeerd biomassa in de biomassacentrale zal worden gestookt, dat het niet verdedigbaar is dat er een vergunning zou worden verleend voor deze biomassacentrale? Zo nee, waarom niet?

In goed overleg heeft de initiatiefnemer besloten om alleen gebruik te maken van gecertificeerde biomassa. Daarnaast heeft de initiatiefnemer aangegeven er geen bezwaar tegen te hebben om dat ook als voorwaarde in de vergunning op te nemen. Om in aanmerking te kunnen komen voor SDE-subsidie mag ook alleen gecertificeerde biomassa worden gebruikt. Wij vinden dit voldoende garantie om er zeker van te zijn dat er alleen gecertificeerde biomassa in de asfaltcentrale zal worden verstookt. Om antwoord te geven op uw vraag, kunnen wij hieraan toevoegen dat het niet verdedigbaar is om de vergunning te weigeren als de initiatiefnemer niet bereid was geweest om de eis van gecertificeerde biomassa in de vergunning op te nemen. Zoals aangegeven in de raadsbrief van 9 januari 2020 past de aanvraag om omgevingsvergunning voor de biomassa gestookte asfaltcentrale binnen de ruimte die het bestemmingsplan biedt en voldoet aan de landelijke normen voor uitstoot van luchtverontreinigende stoffen en kan daarom niet geweigerd worden.

3. Is het college bereid in ieder geval op te treden tegen de asfaltcentrale wanneer zou blijken dat de biomassa-asfaltcentrale niet alléen 100% gecertificeerde biomassa verbrandt? Zo nee, waarom niet?

Ja. Tegen het niet voldoen aan de voorwaarde voor gebruik van gecertificeerde biomassa zal de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht (RUD) handhavend optreden.

4. Kan er in de vergunningverlening een opschortingsclausule worden opgenomen waarbij op grond van een jaarlijks aan te leveren bronnenboek kan worden geconstateerd of de aangeleverde biomassa gecertificeerd is? En mocht dit niet het geval zijn de asfaltcentrale kan worden stilgelegd?

Wij zijn voornemens om in de definitieve vergunning een voorwaarde op te nemen waarin staat dat ACLW de certificeringsdocumenten jaarlijks aan de RUD moet overleggen. Als niet aantoonbaar voldaan wordt aan de vergunningseis voor gecertificeerde biomassa, dan zal de RUD handhavend optreden. In de praktijk gaat dat stapsgewijs via een waarschuwing en daarna eventueel een dwangsom.

5. Is het college het met ons eens dat, al wordt er wel gebruik gemaakt van gecertificeerde biomassa, we hiermee bijdragen aan het kappen van bomen, het beschadigen van het leefgebied van dieren, en het uitstoten van CO2 door het verbranden van bomen? En zo ja, is het college het met ons eens dat het gebruik van gecertificeerde biomassa hiermee een nietszeggende randvoorwaarde is?

In de raadsbrief van 9 januari 2020 hebben we aangegeven dat voor gecertificeerde biomassa geldt dat de CO2-reductie over de hele keten minimaal 78% is ten opzichte van het gebruik van aardgas. Voor NTA8080 gecertificeerde biomassa geldt dat sprake is van duurzaam bosbeheer, waarbij gekapte bomen worden teruggeplant en het leefgebied voor dieren niet structureel wordt beschadigd. Deze certificering is een belangrijke randvoorwaarde, omdat daarmee afname van bosareaal en vermindering van leefgebied van dieren wordt voorkomen. De huidige praktijk is dat de, door de asfaltcentrale gebruikte, houtpellets worden gemaakt van restmateriaal uit de houtverwerkende industrie en niet gemaakt worden van boomstammen. De sociaal economische raad (SER) heeft op 8 juli 2020 een duurzaamheidskader voor hoogwaardige inzet van biogrondstoffen gepubliceerd. In de raadsbrief van 22 juli staat op welke wijze wij om willen gaan met dit duurzaamheidskader. De SER geeft aan dat het gebruik van biogrondstoffen als bron voor hoge temperatuur verwarming in de industrie onder voorwaarden een goed alternatief is voor fossiele brandstoffen.

6. Er komen ook steeds meer aanwijzingen dat biomassa ook een ongezonde vorm van energie is. Ook Milieugroep Zuilen maakt zich in dit geval zorgen over geuroverlast en verspreiding van fijnstof. In hoeverre spelen gezondheidsoverwegingen een rol bij deze vergunning?

In de raadsbrief van 9 januari 2020 hebben we aangegeven dat de keuze voor biomassa als brandstof voor de asfaltcentrale leidt ongeveer tot een drie keer zo hoge uitstoot van NOx, maar niet of nauwelijks tot een hogere uitstoot van fijnstof. Fijnstof komt namelijk ook vrij bij aardgasgestookte asfaltcentrales en wordt grotendeels afgevangen met een cycloon en een filter. Geuroverlast wordt niet verwacht, omdat ACLW gebruik maakt van een thermische naverbrander die de geurveroorzakende stoffen verwijdert. Deze geurveroorzakende stoffen komen vrij bij het verwarmen van asfalt en niet door de verbranding van biomassa, Gebruikmaking van de naverbrander is als eis opgenomen in de vergunning. Daarnaast worden luchtreinigende technieken zoals stoffilters en luchtcyclonen toegepast. De huidige asfaltcentrale op Papendorp beschikt ook over een stoffilter, maar niet over een thermische naverbrander, waardoor rondom Papendorp sprake is van een geuroverlast die rondom Lage Weide niet aan de orde zal zijn.

7. Milieugroep Zuilen diende een zienswijze in op de voorgenomen wijziging op de omgevingsvergunning. Voor zover bekend is hier nog geen reactie op gekomen. Klopt dit? Wat is de reactie van het college op de door de stichting ingediende zienswijze?

Alle reclamanten hebben schriftelijk een ontvangstbevestiging gekregen dat zij een zienswijze ingediend hebben. De ingekomen zienswijzen worden inhoudelijk beoordeeld en voorzien van een reactie. Over onze reactie op de zienswijze wordt u zo snel mogelijk geïnformeerd.

8. Milieugroep Zuilen wil dat een systeem van monitoring waarbij adequaat gehandhaafd wordt na klachten. Is het college bereid zo’n systeem op te zetten, dan wel eraan mee te werken? Zo nee, waarom niet?

ACLW moet jaarlijks rapporteren over meting van de uitstoot en ook jaarlijks aantonen dat ze gecertificeerde biomassa heeft gebruikt. De RUD Utrecht controleert dit. Wij hebben met de RUD Utrecht afspraken gemaakt over de wijze van toezicht en handhaving. Deze afspraken gelden niet alleen voor de bedrijven op Lage Weide, maar voor heel Utrecht. In het geval van een klacht kan men 24 uur per dag, 7 dagen per week terecht bij de milieuklachtentelefoon van de RUD: 0800 – 0225510. De RUD Utrecht treedt handhavend op als deze klachten/meldingen hiervoor aanleiding geven. Naar onze mening volstaat deze werkwijze en is een, op de inrichting toegesneden, monitoring en handhavingsregime of klachtenprotocol niet gerechtvaardigd vanwege de relatief hoge kosten en de uiteindelijke zeer geringe milieuwinst die dit oplevert.

9. Kan het college toezeggen dat deze centrale ook echt binnen de gestelde stikstofmarges blijft, wat gezien de nabijheid van Nature 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen ook echt een must is, en dat er geen rekentrucs worden toegepast zoals bij andere biomassacentrales?

De ACLW heeft in oktober 2018 een vergunning Wet natuurbescherming ontvangen van de provincie Utrecht. Deze vergunning is verleend op basis van de toen geldende wet- en regelgeving voor stikstofdepositie. Dat was de zogenaamde PAS (programmatische aanpak stikstof), waarbij extra uitstoot gecompenseerd werd door binnen het programma opgenomen maatregelen. Op basis van een uitspraak van de Raad van State is deze aanpak komen te vervallen. De onder dit wettelijk regime verstrekte vergunningen behouden hun rechtsgeldigheid.

10. Wat is de stikstofdepositie van de te vergunnen biomassacentrale in het Natura 2000-gebied?

De maximale stikstofdepositie, zoals berekend bij de vergunningaanvraag, bedraagt 0,41 mol N/ha/jaar in het Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen. Dit is minder dan éénduizendste van de huidige stikstofdepositie in de Oostelijke Vechtplassen.

11. Tot slot, mag het college de vergunning op grond van de hierboven geschetste problematiek weigeren? Zo ja, is het daartoe bereid? En zo nee, is het college bereid in gesprek te gaan met de eigenaar van de asfaltcentrale over het dubieuze karakter van de duurzaamheid van de biomassacentrale?

Wij zien vanuit de wettelijke regelgeving geen grond om deze vergunning te weigeren. In de raadsbrief van 9 januari 2020 hebben we aangegeven dat de initiatiefnemers voor de ACLW kritisch zijn bevraagd over de duurzaamheid van de centrale en dat we zelf een onafhankelijke studie uit hebben laten voeren naar de duurzaamheid van de gecertificeerde houtpellets die de ACLW zal gebruiken. In de vergunning zijn bovenwettelijke voorwaarden opgenomen om de duurzaamheid van de gebruikte brandstof zo goed mogelijk te waarborgen. Door deze voorwaarden te stellen wordt gehandeld naar de door uw raad aangenomen motie over Biomassa in de RES. Bij het zoeken naar overeenstemming over bovenwettelijk op te leggen voorwaarden is een kritische opstelling jegens de duurzaamheid van het gebruik van biomassa reeds aan de orde geweest. Wij achten het niet zinvol en ook juridisch niet verdedigbaar om nogmaals met de initiatiefnemers voor de ACLW in overleg te gaan over duurzaamheid van biomassa.

Maarten van Heuven, Partij voor de Dieren
Mahmut Sungur, DENK
Cees Bos, SBU
Henk van Deún, PVV