Schrif­te­lijke vragen Mag het licht uit bij woning­ver­huurders?


Indiendatum: 25 apr. 2022

Schriftelijke vragen 82/2022

Onlangs ontvingen we een melding van huurders van Mitros dat bij een recente renovatie (tuin)verlichting aan de buitenmuren in hun hele buurt is aangebracht en dat zij deze verlichting zelf niet uit kunnen zetten. De bewoners hebben zorgen over de negatieve gevolgen hiervan voor vogels, insecten en andere dieren (lichtvervuiling). Deze zorgen heeft de Partij voor de Dieren ook, en daarnaast hebben we zorgen over het energieverbruik van deze verlichting, zeker in deze onzekere tijden rond de energiecrisis en klimaatverandering. Het komt vaker voor dat, bijvoorbeeld bij nieuwbouw en renovaties (door corporaties of particuliere verhuurders), buitenverlichting aangebracht wordt die én naar boven uitstraalt én door individuele bewoners niet uitgezet kan worden. De Partij voor de Dieren heeft daarom de volgende vragen:

1. Is het college ervan op de hoogte dat woningverhuurders verlichting aanbrengen aan hun huizen die niet door individuele bewoners uitgezet kunnen worden, en dat die verlichting vaak ook naar boven uitstraalt, wat lichtvervuiling veroorzaakt?

2. Is het college recent en/of in het verleden in gesprek geweest met woningverhuurders over de buitenverlichting bij hun woningen gericht op het voorkómen van lichtvervuiling door dergelijke verlichting niet aan te leggen bij nieuwbouw en renovaties en in bestaande situaties te vervangen? Zo nee, waarom niet?

Naar aanleiding van een aangenomen burgerinitiatief past de gemeente Utrecht zélf de openbare verlichting zó aan dat deze niet naar boven uitstraalt en verder zo min mogelijk lichtvervuiling veroorzaakt.

3. Kan het college toezeggen in gesprek met gaan met woningcorporaties en particuliere (grotere) verhuurders, en daarbij aan te sturen op verlichting die niet naar boven uitstraalt en die door bewoners zelf uitgezet kan worden, vanwege lichtvervuiling en energieverbruik? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer?

4. In de prestatieafspraken worden afspraken over verduurzaming en het verminderen van energiegebruik gemaakt. Maakt het energiegebruik in gemeenschappelijke ruimten (licht en warmte) en in buitenruimten (buitenverlichting) hier ook onderdeel van uit? Zo nee, kan het college dit onderwerp meenemen in de eerstvolgende gesprekken over de prestatieafspraken? Zo nee, waarom niet?

5. Is het college bereid om woningverhuurders te verzoeken dat als buitenverlichting vervangen moet worden, dit wordt vervangen door verlichting die nooit naar boven uitstraalt, en hen verzoeken tot de vervangingstijd buitenverlichting aan de bovenkant af te plakken bij hun woningen? Zo nee, waarom niet?

6. Is het college het met de Partij voor de Dieren eens dat het het beste zou zijn als al deze huisverlichting voorzien wordt van een bewegingssensor, zodat het licht alleen brandt als er mensen langskomen en dit energie en lichtvervuiling bespaart? Zo ja, is het college bereid hiervoor te pleiten bij de woningcorporaties en (grotere) particuliere verhuurders? Zo nee, waarom niet?

7. In hoeverre kan het college met bouwers van koopwoningen afspraken maken op dit gebied, dus zowel het individueel uit kunnen doen van verlichting als het niet naar boven uitstralen?

Zet ook de knop om!

Tot slot: 7 april stelde de Partij voor de Dieren met 9 andere fracties mondelinge vragen met het verzoek om de verwarming in alle gemeentelijke gebouwen standaard naar beneden te draaien. Hier is grotendeels positief op gereageerd.

8. Is het college bereid om ook woningcorporaties en (grotere) particuliere verhuurders te verzoeken de verwarming in de gemeenschappelijke ruimten lager te zetten, in ieder geval naar 19 graden en liefst lager? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn?

Anne Sasbrink, Partij voor de Dieren

Indiendatum: 25 apr. 2022
Antwoorddatum: 9 jun. 2022

Schriftelijke vragen 82/2022

Onlangs ontvingen we een melding van huurders van Mitros dat bij een recente renovatie (tuin)verlichting aan de buitenmuren in hun hele buurt is aangebracht en dat zij deze verlichting zelf niet uit kunnen zetten. De bewoners hebben zorgen over de negatieve gevolgen hiervan voor vogels, insecten en andere dieren (lichtvervuiling). Deze zorgen heeft de Partij voor de Dieren ook, en daarnaast hebben we zorgen over het energieverbruik van deze verlichting, zeker in deze onzekere tijden rond de energiecrisis en klimaatverandering. Het komt vaker voor dat, bijvoorbeeld bij nieuwbouw en renovaties (door corporaties of particuliere verhuurders), buitenverlichting aangebracht wordt die én naar boven uitstraalt én door individuele bewoners niet uitgezet kan worden. De Partij voor de Dieren heeft daarom de volgende vragen:

1. Is het college ervan op de hoogte dat woningverhuurders verlichting aanbrengen aan hun huizen die niet door individuele bewoners uitgezet kunnen worden, en dat die verlichting vaak ook naar boven uitstraalt, wat lichtvervuiling veroorzaakt?

Wij zijn hier niet specifiek van op de hoogte. Volgens gemeentelijk beleid, opgenomen in het Handboek Openbare Ruimte, moet bij de keuze van verlichting in de openbare ruimte rekening worden gehouden met het voorkomen van lichthinder. Zo mag licht nooit op groen en water schijnen. Daarbij moet ook afscherming van de lichtbronnen mogelijk zijn. Verder staat in het Handboek Openbare Ruimte ook dat de aanlichting van gebouwen zo min mogelijk opwaarts gericht moet gebeuren. Uitstraling van licht namelijk kan effecten hebben op het gedrag van veel dieren (denk hierbij aan nachtvlinders en kevers, kleine zoogdieren zoals egels, uilen en vleermuizen).

2. Is het college recent en/of in het verleden in gesprek geweest met woningverhuurders over de buitenverlichting bij hun woningen gericht op het voorkómen van lichtvervuiling door dergelijke verlichting niet aan te leggen bij nieuwbouw en renovaties en in bestaande situaties te vervangen? Zo nee, waarom niet?

Nee, wij zijn niet in gesprek geweest met woningverhuurders over dit specifieke onderwerp. Als gemeente zijn we verantwoordelijk voor het voorkomen van lichtvervuiling in de openbare ruimte, zoals de openbare verlichting. Dat beleid is opgenomen in het Handboek Openbare Ruimte (zie antwoord vraag 1). Verder wordt tijdens de planvorming van renovaties en nieuwbouwontwikkelingen altijd de input van de ecologisch adviseurs gevraagd. Deze nemen lichtuitstraling mee in de eisen/wensen die zij meegeven aan initiatiefnemers (woningverhuurders).

Naar aanleiding van een aangenomen burgerinitiatief past de gemeente Utrecht zélf de openbare verlichting zó aan dat deze niet naar boven uitstraalt en verder zo min mogelijk lichtvervuiling veroorzaakt.

3. Kan het college toezeggen in gesprek met gaan met woningcorporaties en particuliere (grotere) verhuurders, en daarbij aan te sturen op verlichting die niet naar boven uitstraalt en die door bewoners zelf uitgezet kan worden, vanwege lichtvervuiling en energieverbruik? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer?

De gemeente zal in de reguliere overleggen met de woningbouwcorporaties hen attenderen op overlast door lichtvervuiling bij buitenverlichting en de mogelijkheden om energie te besparen.

4. In de prestatieafspraken worden afspraken over verduurzaming en het verminderen van energiegebruik gemaakt. Maakt het energiegebruik in gemeenschappelijke ruimten (licht en warmte) en in buitenruimten (buitenverlichting) hier ook onderdeel van uit? Zo nee, kan het college dit onderwerp meenemen in de eerstvolgende gesprekken over de prestatieafspraken? Zo nee, waarom niet?

Het specifieke onderwerp, energiegebruik in gemeenschappelijke ruimten en buitenruimten, wordt niet apart opgenomen in de prestatieafspraken. Wel wordt dit meegenomen in de reguliere overleggen die we met de corporaties hebben over het overkoepelende thema Energietransitie.

5. Is het college bereid om woningverhuurders te verzoeken dat als buitenverlichting vervangen moet worden, dit wordt vervangen door verlichting die nooit naar boven uitstraalt, en hen verzoeken tot de vervangingstijd buitenverlichting aan de bovenkant af te plakken bij hun woningen? Zo nee, waarom niet?

Het onderwerp, energiegebruik in gemeenschappelijke ruimten en buitenruimten, zal worden besproken met de woningbouwcorporaties in de reguliere overleggen die wij met hen hebben. We kunnen echter, in veel gevallen, geen eisen opleggen die boven het bouwbesluit uit gaan. Daar waar we grond in pacht uitgeven, kunnen we in bouwenveloppen, Programma’s van Eisen en anterieure overeenkomsten dergelijke zaken wel afdwingen. Verder wordt er bij initiatieven op dergelijke percelen altijd input gevraagd van ecologisch adviseurs. Deze nemen lichtuitstraling mee in de eisen die zij meegeven aan initiatiefnemers.

6. Is het college het met de Partij voor de Dieren eens dat het het beste zou zijn als al deze huisverlichting voorzien wordt van een bewegingssensor, zodat het licht alleen brandt als er mensen langskomen en dit energie en lichtvervuiling bespaart? Zo ja, is het college bereid hiervoor te pleiten bij de woningcorporaties en (grotere) particuliere verhuurders? Zo nee, waarom niet?

Het koppelen van dergelijke verlichting op een bewegingssensor is inderdaad een goede oplossing. Ook dan moet de verlichting niet uitstralen op groen en water. Het pleiten voor dergelijke aspecten is wenselijk, echter (en we pogen niet in herhaling te treden) dit kan niet worden geëist.

7. In hoeverre kan het college met bouwers van koopwoningen afspraken maken op dit gebied, dus zowel het individueel uit kunnen doen van verlichting als het niet naar boven uitstralen?

De gemeente kan bouwers van koopwoningen niet verplichten lampen te plaatsen die niet naar boven schijnen. Naast de eisen over verlichting in de openbare ruimte uit het Handboek Openbare Ruimte die worden meegegeven in de bouwenveloppen, SPVE’s en anterieure overeenkomsten, informeert de gemeente deze bouwers ook over lichtvervuiling.

Zet ook de knop om!

Tot slot: 7 april stelde de Partij voor de Dieren met 9 andere fracties mondelinge vragen met het verzoek om de verwarming in alle gemeentelijke gebouwen standaard naar beneden te draaien. Hier is grotendeels positief op gereageerd.

8. Is het college bereid om ook woningcorporaties en (grotere) particuliere verhuurders te verzoeken de verwarming in de gemeenschappelijke ruimten lager te zetten, in ieder geval naar 19 graden en liefst lager? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn?

Wij hebben positief gereageerd op het verzoek om de verwarming in alle gemeentelijke gebouwen standaard naar beneden te draaien. Dit onderwerp zal worden geagendeerd in de reguliere overleggen met de woningbouwcorporaties en grote particuliere verhuurders.

Anne Sasbrink, Partij voor de Dieren