Schriftelijke vragen Mega kippenverblijf bij Universiteit Utrecht
Indiendatum: 3 jul. 2023
Schriftelijke vragen 130/2023
De Universiteit Utrecht heeft bij de gemeente Utrecht een aanvraag gedaan voor een omgevingsvergunning, MER Beoordeling 2.500 kippen aan Jenalaan 19 te Utrecht, HZ_WABO-23-19069, ontvangstdatum 30 mei 2023. Reeds op 6 juni 2023 besloot het college dat voor deze omgevingsvergunning geen MER hoeft te worden opgesteld. We deden wat navraag en het blijkt hier te gaan om een verzoek van de Universiteit Utrecht om een bestaand kippenverblijf te verhuizen en te vergroten. Want waar de faculteit Diergeneeskunde nu 200 kippen voor onderzoek en onderwijs huisvest in het De Bruingebouw aan Yalelaan, wil het 2.925 kippen gaan huisvesten in een nieuw onderkomen aan de Jennalaan 19. Onze fractie heeft over deze aanvraag een reeks vragen:
1. De aanvraag spreekt over zowel 2.500 als 2.925 legkippen. Hoewel dieren betreft het precies?
2. De Universiteit Utrecht wil de kippen gebruiken voor onderzoek en onderwijs. In hoeverre gaat het hier om proefdieren, die vaak een pijnlijk, stressvol en kort leven leiden?
3. Indien het gaat om proefdieren: aan welke gradatie(s) van ongerief zullen deze kippen worden blootgesteld tijdens hun leven, volgens de onderverdeling die bestaat in het proefdieronderzoek (zie Voorbeelden van gradaties van ongerief | Rapport | Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (ncadierproevenbeleid.nl)?
4. De faculteit Diergeneeskunde zegt minder proefdieren te willen gebruiken en te sturen op innovaties. Waarom zijn deze legkippen dan toch nog altijd nodig? En waarom is zo'n forse uitbreiding van 200 naar 2.925 dieren nodig?
5. Is het college bereid om een motivatie op te halen bij de UU hierover en deze te delen met de raad? Zo nee, waarom niet?
6. 2.925 kippen is echt veel. Hoe gaat de UU deze dieren huisvesten? Hoe is dierenwelzijn hier geborgd? Hoeveel m2 en daglicht is er per kip? En is er een buitenruimte voorzien voor de kippen? Zo nee, waarom niet?
7. Het huisvesten van kippen bovenop elkaar is in deze tijd dat de vogelgriep permanent rondgaat een slecht idee. Wat is de mening van het college hierover?
8. In het MER beoordelingsbesluit lezen we: “De activiteit overschrijdt niet de drempelwaarde uit categorie D14, kolom 2, onder 1° van de bijlage, onderdeel D van het Besluit m.e.r. De drempelwaarde betreft de gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op het houden van meer dan 40.000 stuks pluimvee”. Hoe verzekert de Universiteit dat er uiteindelijk niet méér kippen gaan komen dan de 2.925 van deze aanvraag? En als zij dit niet kan verzekeren en de stal zou er komen: welke maatregelen kan het college dan nemen om te voorkomen dat het er nóg meer worden?
9. Welke instrumenten heeft het college om de vestiging van deze nieuwe stal te voorkomen? Is het college bereid om die instrumenten in te zetten? Of om het aantal (proef)dieren naar beneden bij te stellen? Zo nee, waarom niet?
10. Wie financiert deze nieuwe stal? Bijvoorbeeld: in hoeverre is er een financiële link met de Agrobusiness? Om hoeveel geld gaat het eigenlijk?
11. In het Besluit Omgevingsvergunning dat wij konden vinden, troffen we een gele arcering aan die betrekking had op een compleet andere vergunningaanvraag. Is het college bereid om de juiste aanvraag van dit kippenverblijf (en dus met de bijpassende motivatie) met de raad te delen? Zo nee, waarom niet?
12. Onze fractie spoorde onlangs ook zelf de aanvraag voor een mestvergister in De Meern op, ook dit kregen wij niet van het college te horen. Is het college het met ons eens dat dit soort aanvragen gevoelig liggen, dat het college de raad hierover actief moet informeren en liefst ook om instemming moet vragen? Zo ja, hoe gaat het college dit vorm geven? Zo nee, waarom niet?
Maarten van Heuven, Partij voor de Dieren
Indiendatum:
3 jul. 2023
Antwoorddatum: 10 okt. 2023
Schriftelijke vragen 130/2023
De Universiteit Utrecht heeft bij de gemeente Utrecht een aanvraag gedaan voor een omgevingsvergunning, MER Beoordeling 2.500 kippen aan Jenalaan 19 te Utrecht, HZ_WABO-23-19069, ontvangstdatum 30 mei 2023. Reeds op 6 juni 2023 besloot het college dat voor deze omgevingsvergunning geen MER hoeft te worden opgesteld. We deden wat navraag en het blijkt hier te gaan om een verzoek van de Universiteit Utrecht om een bestaand kippenverblijf te verhuizen en te vergroten. Want waar de faculteit Diergeneeskunde nu 200 kippen voor onderzoek en onderwijs huisvest in het De Bruingebouw aan Yalelaan, wil het 2.925 kippen gaan huisvesten in een nieuw onderkomen aan de Jennalaan 19. Onze fractie heeft over deze aanvraag een reeks vragen:
1. De aanvraag spreekt over zowel 2.500 als 2.925 legkippen. Hoewel dieren betreft het precies?
Als bevoegd gezag zijn wij door de Universiteit verzocht aan te geven of er voor 2.925 kippen een MER gemaakt moet worden (het gaat hier om een zogenaamde “MER-beoordeling”). Dit omdat voor het houden van meer dan 2.500 kippen en minder dan 40.000 kippen een dergelijke beoordeling verplicht is.
2. De Universiteit Utrecht wil de kippen gebruiken voor onderzoek en onderwijs. In hoeverre gaat het hier om proefdieren, die vaak een pijnlijk, stressvol en kort leven leiden?
Uit bijgevoegde stukken van de MER-beoordeling blijkt het volgende: het gaat om 150 kippen voor onderwijsdoeleinden en om 2.775 kippen voor onderzoeksdoeleinden. Daarnaast staat vermeld dat er wordt voldaan aan de regelgeving voor proefdieren, dit wordt bewaakt door de “Animal Welfare Body” van de Universiteit.
Wij hebben de Universiteit om een reactie gevraagd, hier volgt de reactie: ”het aantal van 2.925 is aangevraagd als maximum om vergunningsruimte te hebben voor uitbreiding als dat in de toekomst nodig mocht zijn. In het huidige ontwerp voor de nieuwbouw is huisvesting voorzien voor maximaal 1.580 kippen. Het daadwerkelijke aantal zal fluctueren en meestal lager liggen. Kippen worden bij de faculteit Diergeneeskunde gehouden voor onderwijsdoeleinden en voor onderzoek naar gezondheid en welzijn. Slechts een beperkt deel (lees: 150) van deze kippen valt onder de Wet op de dierproeven (dat is dus niet het geval als het zogeheten ongerief zo licht is dat het onderzoek niet als dierproef wordt aangemerkt - bijvoorbeeld alleen gedragsobservaties)”.
3. Indien het gaat om proefdieren: aan welke gradatie(s) van ongerief zullen deze kippen worden blootgesteld tijdens hun leven, volgens de onderverdeling die bestaat in het proefdieronderzoek (zie Voorbeelden van gradaties van ongerief | Rapport | Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (ncadierproevenbeleid.nl)?
De Universiteit reageert als volgt: “De verwachting is dat een groot deel van de kippen niet als proefdier wordt ingezet. Van de kippen die wel als proefdier worden ingezet is de verwachting dat deze veelal niet te maken krijgen met matig of ernstig ongerief, en dat het ongerief dus volgens de definitie van de NCAD in de categorie ‘licht’ zal vallen. Dit past ook bij het UU-brede beeld (in 2022: bij 79% van de proefdieren licht ongerief). De universiteit vindt het belangrijk te benadrukken dat een Dierexperimentencommissie (DEC) ieder voorgenomen onderzoek toetst. De DEC voert een ethische toetsing uit en kijkt of de voordelen voor mensen, dieren of de maatschappij opwegen tegen het gebruik van proefdieren. Ook beoordeelt de DEC of niet meer dieren worden gebruikt dan noodzakelijk om de onderzoeksvraag te beantwoorden en welke maatregelen de onderzoeker neemt om het aantal te verminderen. Vervolgens besluit de landelijke Centrale Commissie Dierproeven, mede op basis van het advies van de DEC, of wél of niet een vergunning verleend wordt voor het uitvoeren van het onderzoek” .
4. De faculteit Diergeneeskunde zegt minder proefdieren te willen gebruiken en te sturen op innovaties. Waarom zijn deze legkippen dan toch nog altijd nodig? En waarom is zo'n forse uitbreiding van 200 naar 2.925 dieren nodig?
De Universiteit reageert als volgt: “Het aantal van 2925 is een aangevraagd maximum om vergunningsruimte te hebben voor (toekomstige) uitbreiding als dit nodig mocht zijn. Het gaat nu in de praktijk om een uitbreiding van de huisvesting naar 1580 kippen in de nieuwbouwplannen van de faculteit. Voor andere diersoorten, zoals koeien, is juist een afname voorzien. De uitbreiding van de huisvesting van kippen is nodig voor onderzoek naar de gezondheid en het welzijn van pluimvee. Daaraan is op dit moment grote maatschappelijke behoefte, vanwege de volgende redenen:
• Er is maatschappelijk grote vraag naar onderzoek bij landbouwhuisdieren om te kunnen reageren op actuele uitdagingen, zoals het veranderende klimaat en de transities naar meer circulaire landbouw en extensievere veehouderij. Het onderzoek bij onze faculteit is belangrijk om in te spelen op veranderingen in bijvoorbeeld andere voedselbronnen (zoals reststromen), en de mate en type blootstelling aan de omgeving (en wilde dieren).
• Een onlosmakelijk onderdeel hiervan is dat we meer leren over infectieziekten bij pluimvee, ook om risico’s voor de volksgezondheid te reduceren. De gezondheid van dieren, mensen en de omgeving zijn immers nauw met elkaar verbonden. Door te onderzoeken hoe infecties bij dieren kunnen worden voorkomen en als dat niet mogelijk is, hoe we de gevolgen van infecties kunnen beperken voor het dier zelf, en ook de mens, dragen wij in belangrijke mate
bij aan het thema ‘One Health’. Als enige faculteit Diergeneeskunde in Nederland hebben wij op dit vlak heel veel expertise.
• In de samenleving is er steeds meer aandacht voor dierenwelzijn. Goede dierwelzijnspraktijken verminderen niet alleen onnodig lijden, maar helpen ook om dieren gezonder te maken. Daarom willen we meer huisvesting realiseren voor gedrags- en welzijnsonderzoek. Dit type onderzoek wordt onder meer gedaan door onze hoogleraar Dierenwelzijn Bas Rodenburg. In de nieuwe accommodatie wil hij innovatieve methodes ontwikkelen om gedrag en welzijn van pluimvee automatisch te monitoren, bijvoorbeeld met behulp van camera’s. Deze methodes zullen vervolgens in de praktijk worden getest en worden ingezet om de kwaliteit van leven van deze dieren te verbeteren.
De universiteit geeft aan dat het klopt dat heel sterk wordt ingezet op proefdiervrije innovatie. Verreweg de meeste dierproeven in Nederland worden gedaan om behandelingen voor mensen te ontwikkelen. Dierproeven zijn vaak geen goede indicator voor de werking van een behandeling bij de mens, en er zijn steeds vaker (betere) alternatieven beschikbaar, die dierenleed voorkomen. In de diergeneeskunde worden daarnaast ook methoden en behandelingen ontwikkeld om ziekte bij dieren zelf tijdig te herkennen, voorkomen of genezen, en worden dierenartsen opgeleid om zieke dieren te behandelen. De diersoort zelf heeft hier baat bij en de voorspellende waarde is veel groter”.
Wij onderschrijven deze uitleg van de Universiteit.
5. Is het college bereid om een motivatie op te halen bij de UU hierover en deze te delen met de raad? Zo nee, waarom niet?
Ja, wij hebben de Universiteit verzocht te reageren, zie m.n. reactie op vraag 4.
6. 2.925 kippen is echt veel. Hoe gaat de UU deze dieren huisvesten? Hoe is dierenwelzijn hier geborgd? Hoeveel m2 en daglicht is er per kip? En is er een buitenruimte voorzien voor de kippen? Zo nee, waarom niet?
De Universiteit reageert als volgt: “Er is in het ontwerp voor de nieuwbouw huisvesting voorzien voor maximaal 1.580 kippen in verschillende (van elkaar gescheiden) ruimtes. De exacte huisvestingsomstandigheden kunnen verschillen per onderzoek (en ook of het legkippen of kuikens betreft). Bij het gedragsonderzoek wordt bijvoorbeeld uit gegaan van 5 kippen per vierkante meter.
Driekwart van de voor kippen beschikbare ruimtes betreft ruimtes met grondhuisvesting – de kippen lopen op de grond en hebben daglicht. Een deel van de ruimtes beschikt over een buiten uitloop (overdekt). Dat dit niet overal kan, heeft te maken met het karakter van wetenschappelijk onderzoek: de omstandigheden moeten in sommige gevallen beter controleerbaar zijn (wat gevolgen kan hebben voor daglicht, ruimte en uitloopopties). Als sprake is van een dierproef worden de huisvestingsomstandigheden altijd vooraf beoordeeld door de Dierexperimentencommissie (DEC) en Centrale Commissie Dierproeven (CCD). Hierover wordt transparant gerapporteerd: alle vergunningen worden openbaar gemaakt” De huisvesting van de kippen voldoet hiermee ruimschoots aan de richtlijnen over ruimte (6,7 kippen per m2 bij 3 sterren) uit het Beter Leven Keurmerk van de Dierenbescherming.
7. Het huisvesten van kippen bovenop elkaar is in deze tijd dat de vogelgriep permanent rondgaat een slecht idee. Wat is de mening van het college hierover?
We hebben hierover advies gevraagd bij de Dierenbescherming. De Dierenbescherming vindt dat het aantal bedrijven met kippen moet afnemen in waterrijke gebieden, waar ook veel wilde watervogels voorkomen (deze kunnen drager zijn van het vogelgriepvirus) en in gebieden waar de bedrijfsdichtheid zeer hoog is. Daarnaast vinden zij dat de aantallen kippen in een bedrijf verlaagd moet worden zodat er minder slachtoffers vallen in het geval van een besmetting, en zodat er in het geval dat er bij een besmetting niet direct ‘geruimd’ kan worden, het aantal dieren dat besmet raakt kleiner is waardoor de kans op mutaties van het virus ook kleiner is. De Dierenbescherming baseert zich hierbij op kennis van wetenschappelijke experts op dit gebied. Het college onderschrijft deze standpunten. De stal van de Universiteit voldoet aan deze uitgangspunten. De stal bevindt zich niet in een waterrijk gebied of nabij andere kippenstallen en het aantal kippen dat de Universiteit gaat houden is zeer laag in vergelijking met intensieve kippenhouderijen.
8. In het MER beoordelingsbesluit lezen we: “De activiteit overschrijdt niet de drempelwaarde uit categorie D14, kolom 2, onder 1° van de bijlage, onderdeel D van het Besluit m.e.r. De drempelwaarde betreft de gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op het houden van meer dan 40.000 stuks pluimvee”. Hoe verzekert de Universiteit dat er uiteindelijk niet méér kippen gaan komen dan de 2.925 van deze aanvraag? En als zij dit niet kan verzekeren en de stal zou er komen: welke maatregelen kan het college dan nemen om te voorkomen dat het er nóg meer worden?
Vanuit de beoordeling van de milieuaspecten staat het de Universiteit vrij om meer kippen te gebruiken dan 2.925, zolang er vooraf opnieuw een MER-beoordeling plaatsvindt.
9. Welke instrumenten heeft het college om de vestiging van deze nieuwe stal te voorkomen? Is het college bereid om die instrumenten in te zetten? Of om het aantal (proef)dieren naar beneden bij te stellen? Zo nee, waarom niet?
Naast deze MER-beoordeling heeft de Universiteit op 25 april 2023 een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van een onderwijsgebouw. Deze aanvraag is (op grond van artikel 2.10 van de Wabo) getoetst aan het geldende bestemmingsplan, het Bouwbesluit, de bouwverordening en aan de redelijke eisen van welstand. Aangezien deze aanvraag past binnen het bestemmingsplan en verder ook aan de andere wettelijke eisen voldeed, mochten wij deze aanvraag niet weigeren (dit betekent onder andere dat er sprake is van een “gebonden beschikking” waardoor wij geen belangenafweging mochten verrichten). Op 10 augustus 2023 hebben wij de gevraagde vergunning verleend. Wij stellen vast dat wij op grond van de bouwregelgeving, ruimtelijke ordening en milieuregelgeving niet over instrumenten beschikken om hier invloed op uit te oefenen.
10. Wie financiert deze nieuwe stal? Bijvoorbeeld: in hoeverre is er een financiële link met de Agrobusiness? Om hoeveel geld gaat het eigenlijk?
De Universiteit geeft aan dat de nieuwe huisvesting van de Faculteit Diergeneeskunde geheel wordt gefinancierd door de UU zelf, op basis van Rijksmiddelen die de universiteit krijgt van het ministerie van OC&W.
11. In het Besluit Omgevingsvergunning dat wij konden vinden, troffen we een gele arcering aan die betrekking had op een compleet andere vergunningaanvraag. Is het college bereid om de juiste aanvraag van dit kippenverblijf (en dus met de bijpassende motivatie) met de raad te delen? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat er, naast de MER beoordeling waar u aan refereert, twee andere aanvragen in behandeling waren. De aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen hebben wij bij vraag 9 nader toegelicht. Daarnaast is op 6 juni 2023 een aanvraag om “omgevingsvergunning beperkte milieutoets” ingediend. Wij zijn uiteraard bereid om de MER-beoordeling, de omgevingsvergunning beperkte milieutoets en de omgevingsvergunning voor bouwen met uw raad te delen. In bijlage van deze reactie treft u de gevraagde stukken aan.
12. Onze fractie spoorde onlangs ook zelf de aanvraag voor een mestvergister in De Meern op, ook dit kregen wij niet van het college te horen. Is het college het met ons eens dat dit soort aanvragen gevoelig liggen, dat het college de raad hierover actief moet informeren en liefst ook om instemming moet vragen? Zo ja, hoe gaat het college dit vorm geven? Zo nee, waarom niet?
Het komt voor dat aanvragen om omgevingsvergunning (op grond van de Wabo zijn wij het bevoegd gezag voor omgevingsvergunningen) soms een beleidsterrein raken waar een raadsfractie in is geïnteresseerd. Omdat elke raadsfractie andere accenten legt of verschillende aandachtgebieden heeft, is het voor ons echter onmogelijk om die aanvragen er aan de voorkant handmatig uit te filteren. Wij ontvangen jaarlijks ongeveer 2.700 aanvragen om omgevingsvergunning. Wij publiceren alle ingekomen aanvragen (dit is wettelijk verplicht). Belanghebbenden en andere geïnteresseerden kunnen bijvoorbeeld via een e-mailnotificatie wekelijks een overzicht ontvangen van alle ingekomen aanvragen, zodat geïnteresseerden op een aanvraag geattendeerd worden en de aanwezige stukken
kunnen inzien.
Maarten van Heuven, Partij voor de Dieren
Interessant voor jou
Schriftelijke vragen over hoog percentage rituitval Uithoflijn
Lees verderSchriftelijke vragen Schade aan het groen en overlast door Central Park festival
Lees verder