Schrif­te­lijke vragen Duur­zaam­heids­verslag


Indiendatum: 24 jul. 2019

Schriftelijke vragen 163/2019

Op 14 mei 2019 stuurde het college het Duurzaamheidsverslag en de Voortgangsrapportage Energie van de stad 2018 naar de raad. Onze fractie heeft dit met veel belangstelling gelezen en heeft hierover een aantal vragen. We zullen dit onderwerp ook agenderen voor een commissiebehandeling, dus we stellen het erg op prijs als we de antwoorden ruim voor die behandeling mogen ontvangen.

Dierenwelzijn:

1. In het hoofdstuk dierenwelzijn is geen financiële verantwoording opgenomen van de uitgaven voor dierenwelzijn. Kan het college dit alsnog aan de raad doen toekomen? En kan zij ervoor zorgen dat dit voortaan standaard wordt meegenomen? Zo nee, waarom niet?

2. In hetzelfde hoofdstuk wordt weinig informatie gegeven over de inzet van de gemeente voor in het wild levende dieren. Kan het college hier uitgebreidere informatie over verstrekken? Zo nee, waarom niet?

3. In hoeverre zijn er nog updates over faunapassages, FUP's, ringslanghopen, paddenpoelen en maatregelen voor egels te melden?

4. We lezen dat de gemeente in 2018 in gesprek is gegaan met alle vergunningaanvragers voor evenementen waarbij dieren werden ingezet: “Daarbij is aandacht gevraagd voor dierenwelzijnsaspecten en heeft dit in een aantal gevallen geleid tot een aangepast evenement”. Graag ontvangen wij een overzicht van evenementen die besloten hebben geen dieren meer te gebruiken na een gesprek met de gemeente.

5. Het totaal aantal dieren in de steedes van Utrecht Natuurlijk is met 84 gedaald, vooral muizen, vissen en kippen zijn er minder. Hoe komt dit/waarom is dit?

6. Bij het 6e lustrum Veterinaire Vee Fokkers Club van de faculteit Diergeneeskunde zijn een paar koeien van faculteitsboerderij de Tolakker ingezet voor educatieve workshops. Welke educatieve workshops waren dit, wat hielden ze in?

Over CO2-reductie hebben we de volgende vragen:

7. Wordt de CO2-uitstoot door de biomassacentrale van Eneco opgenomen in de CO2-cijfers? Zo ja, hoe? Of wordt dit als CO2-neutraal beschouwd en daarom niet meegenomen?

8. Op pagina 7 van het Duurzaamheidsverslag staat dat er geen conclusies kunnen worden getrokken over het energieverbruik, omdat gedetailleerdere gegevens omwille van privacy niet gebruikt kunnen worden. Welke conclusies kan het college wél trekken op basis van deze gegevens?

9. Kan het college meer inzicht geven in het zakelijke gasgebruik, dat de belangrijkste oorzaak is van de stijging van het energiegebruik? Zo nee, waarom niet?

10. Is bekend hoeveel CO2- en energiebesparing de energieambassadeurs hebben opgeleverd? Hoe beoordeelt het college de impact van deze energieambassadeurs?

11. Hoeveel energieadviezen zijn ingewonnen bij Softenergy? Kan het college inzicht geven in hoeveel bedrijven de adviezen daadwerkelijk hebben doorgevoerd en met welk resultaat?

12. Hoe beoordeelt het college de maatregelen die genomen zijn op basis van de energieadviezen? Voorziet het college verbeteringen om de energietransitie in het bedrijfsleven te versnellen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

13. Kan het college de stijging in het aantal zonnepanelen uitsplitsen naar de aantallen op huur-, koophuizen, eigen vastgoed en bedrijfsgebouwen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe beoordeelt het college deze verschillende aandelen?

Wat betreft duurzame inkoop hebben we de volgende vragen:

14. Kan het college inzichtelijk maken wat de verhoudingen zijn tussen de inkoop van biologisch en gangbaar groen (uitgesplitst naar bollen, boeketten, zaden en planten, conform Motie 138/2016), en van de eventuele duurzame tussenvorm zoals de Milieukeur? Zo nee, waarom niet en als die cijfers er niet zijn, kan het college toezeggen per ommegaande de cijfers wel bij te houden?

15. Op pagina 12 staat: “Daarnaast is de helft van het aanbod in de gemeentelijke kantines vegetarisch.” Feitelijk gaat het hierbij ook om de raadsbuffetten, bijeenkomsten van de raad/de gemeente en de hapjes die worden geserveerd tijdens raadsvergaderingen, dus deze tekst is niet volledig. Ook niet omdat Motie 102/2017 verzoekt om minimaal 50% vega(n), dus ook plantaardig eten, zoals ook in de kop ‘Plantaardige in plaats van dierlijke eiwitten’ in het Duurzaamheidsverslag wordt aangegeven. Kan het college deze passage aanpassen naar hoe het daadwerkelijk is, zodat de feitelijke situatie goed weergegeven wordt in het Duurzaamheidsverslag?

Tot slot hebben we de volgende vragen over diervriendelijk bouwen:

16.Wat is op dit moment de stand van zaken over het incorporeren van eisen met betrekking tot diervriendelijk bouwen in de landelijke duurzaamheidsinstrumenten zoals BREEAM en GPR? Wat is de inzet van het college hierop geweest in het afgelopen jaar?

17. Zijn er inmiddels voorbeelden (zoals ook in Schriftelijke Vragen 25/2019 vraag 10 werd gevraagd), van tenders, EMVI’s en/of anterieure overeenkomsten, waarbij lokale ecologische eisen zijn gesteld en deelnemers een minimale score moeten halen wat betreft maatregelen voor dieren? Zo nee, waarom niet?

Eva van Esch, Partij voor de Dieren
Maarten van Heuven, Partij voor de Dieren

Indiendatum: 24 jul. 2019
Antwoorddatum: 10 sep. 2019

Schriftelijke vragen 163/2019

Op 14 mei 2019 stuurde het college het Duurzaamheidsverslag en de Voortgangsrapportage Energie van de stad 2018 naar de raad. Onze fractie heeft dit met veel belangstelling gelezen en heeft hierover een aantal vragen. We zullen dit onderwerp ook agenderen voor een commissiebehandeling, dus we stellen het erg op prijs als we de antwoorden ruim voor die behandeling mogen ontvangen.

Dierenwelzijn:

1. In het hoofdstuk dierenwelzijn is geen financiële verantwoording opgenomen van de uitgaven voor dierenwelzijn. Kan het college dit alsnog aan de raad doen toekomen? En kan zij ervoor zorgen dat dit voortaan standaard wordt meegenomen? Zo nee, waarom niet?

De financiële verantwoording over de uitgaven voor dierenwelzijn is onderdeel van de jaarstukken die in het voorjaar in de raad worden behandeld (prestatiedoelstelling 2.2.3 Wij zorgen goed voor onze dieren in de stad). Het duurzaamheidsverslag biedt extra inzicht in de inhoud en in indicatoren en andere cijfers op het gebied van dierenwelzijn. Dit is in lijn met de verantwoording van de overige beleidsterreinen uit het duurzaamheidsverslag.

2. In hetzelfde hoofdstuk wordt weinig informatie gegeven over de inzet van de gemeente voor in het wild levende dieren. Kan het college hier uitgebreidere informatie over verstrekken? Zo nee, waarom niet?

Het Duurzaamheidsverslag geeft informatie over in het wild levende dieren bij de onderwerpen bijvoorbeeld diervriendelijk bouwen, aantallen opgevangen wilde vogels, of wilde dieren die door de dierenambulance zijn vervoerd. De inzet van de gemeente voor in het wild levende dieren laat zich voor het overige veelal moeilijk kwantificeren (denk aan de bepalingen over vuurwerk, ballonen en evenementen), of we beschikken over onvoldoende betrouwbare of valide gegevens om hierover informatie in het duurzaamheidsverslag op te nemen. Dit is de reden dat we hierover geen informatie in het duurzaamheidsverslag opnemen. Informatie over de biodiversiteit in Utrecht is te vinden op de natuurwaardenkaart (via utrecht.nl/groenbeleid) en de waarneming.nl pagina van Utrecht (gem_utrecht.waarneming.nl). In 2019 wordt de natuurwaardenkaart geüpdate. Dit jaar zetten we er op in om met hulp van vrijwilligers en experts de ‘lege plekken’ op de kaart te voorzien van waarnemingen, zodat we een nog beter beeld krijgen van de aanwezige natuurwaarden in de stad.

3. In hoeverre zijn er nog updates over faunapassages, FUP's, ringslanghopen, paddenpoelen en maatregelen voor egels te melden?

Inderdaad zijn er ontwikkelingen rondom de genoemde onderwerpen. Zo werkten we in 2018 onder andere aan het voorbereiden van de faunapassage Biltse Rading, waarvan de uitvoering dit najaar start. Ook legden we in dat jaar samen met de initiatiefgroep Vergroening Singel 20 nieuwe fauna uittreedplaatsen aan in de Stadsbuitengracht. In 2019 vindt de 5-jaarlijkse monitoring van de faunapassages weer plaats, waarin onderzocht wordt hoe vaak en door welke dieren de faunapassages gebruikt worden. De metingen gebruiken we voor verbetering van bestaande passages en bij de programmering en aanleg van nieuwe faunapassages. De conclusies van de monitoring die we in 2019 uitvoeren zullen we opnemen in het duurzaamheidsverslag van 2020. We rapporteren in het duurzaamheidsverslag op hoofdlijnen en op veel van de genoemde thema’s worden niet op structurele
en/of jaarlijkse wijze gegevens verzameld.

4. We lezen dat de gemeente in 2018 in gesprek is gegaan met alle vergunningaanvragers voor evenementen waarbij dieren werden ingezet: “Daarbij is aandacht gevraagd voor dierenwelzijnsaspecten en heeft dit in een aantal gevallen geleid tot een aangepast evenement”. Graag ontvangen wij een overzicht van evenementen die besloten hebben geen dieren meer te gebruiken na een gesprek met de gemeente.

De organisator van de EU Green Week (21 mei 2018) heeft afgezien van de inzet van een paard (en wagen). De organisator van de ‘Lichtjesroute Leidsche Rijn’ (op 15 december) heeft de inzet van een kameel en (in tweede instantie) een ezel geschrapt uit het programma. Museum Catharijneconvent heeft geen levende dieren gebruikt in zijn kerststal.

5. Het totaal aantal dieren in de steedes van Utrecht Natuurlijk is met 84 gedaald, vooral muizen, vissen en kippen zijn er minder. Hoe komt dit/waarom is dit?

Wat betreft kleine dieren kunnen aantallen al vlot oplopen. Een telling is een momentopname die ook zo weer kan wijzigen. De redenen voor de daling zijn divers, dit zijn de belangrijkste;
- De Koppelsteede had op dit moment van de telling geen kippen. Door ouderdom en ziekte en door het jagen van een bunzing op de kippen waren er tijdelijk geen kippen meer. In verband met de vogelgriep heeft de Koppelsteede ervoor gekozen even te wachten met het aanschaffen van nieuwe kippen. Inmiddels zijn er nieuwe kuikens.
- Als een locatie meer dan 10 wilde diersoorten houdt is een dierentuinvergunning nodig.Aquariumdieren zoals bepaalde soorten vissen of garnalen vallen onder dit besluit. Er is op Eilandsteede gekozen minder vissen en een ander soort vissen te gaan houden.
- Op Eilandsteede werden muizen gehouden. Omdat de huisvesting niet meer voldeed aan de eisen die worden gesteld aan het houden muizen is er besloten (tijdelijk) te stoppen met het houden van muizen.

6. Bij het 6e lustrum Veterinaire Vee Fokkers Club van de faculteit Diergeneeskunde zijn een paar koeien van faculteitsboerderij de Tolakker ingezet voor educatieve workshops. Welke educatieve workshops waren dit, wat hielden ze in?

Dit betrof workshops rundvee beoordelen, waarin een gediplomeerde instructeur van de CRV (organisatie voor rundveeverbetering) een uitleg geeft over de theorie van rundvee beoordelen. De deelnemers aan de workshops brengen vervolgens het geleerde in de praktijk met koeien van de boerderij.

Over CO2-reductie hebben we de volgende vragen:

7. Wordt de CO2-uitstoot door de biomassacentrale van Eneco opgenomen in de CO2-cijfers? Zo ja, hoe? Of wordt dit als CO2-neutraal beschouwd en daarom niet meegenomen?

De stedelijke CO2 cijfers zijn gebaseerd op het totale energieverbruik (van zowel warmte, elektriciteit als gas) van de stad. Het gas- en elektriciteitsverbruik wordt door middel van landelijke emissiefactoren naar een CO2 emissie omgerekend. Die landelijke CO2 emissiefactoren worden jaarlijks door de nationale emissieregistratie vastgesteld. Hoe groener de landelijke energiemix, hoe lager de CO2 emissiefactor is. Voor het stedelijke warmteverbruik (stadswarmte) maken we voor het omrekenen naar een stedelijke CO2 emissie gebruik van de rapportage waarin Eneco over haar rendement van de stadswarmte (de zogenoemde EOR rapportage) verslag legt. Hoe efficiënter de stadswarmte is, hoe lager de CO2 emissie factor wordt. Door het gebruik van biomassa als bron voor de stadswarmte zal de CO2 emissiefactor voor warmte lager worden. Dit antwoord is eerder ook gegeven bij de beantwoording van de Schriftelijke vragen 2019 nummer 107.

8. Op pagina 7 van het Duurzaamheidsverslag staat dat er geen conclusies kunnen worden getrokken over het energieverbruik, omdat gedetailleerdere gegevens omwille van privacy niet gebruikt kunnen worden. Welke conclusies kan het college wél trekken op basis van deze gegevens?

De conclusies die we in het Duurzaamheidsverslag en voortgangsrapportage ‘Energie in de stad’ hebben getrokken zijn op het schaalniveau van de stad gemaakt. We zien dat de trends in het gas- en elektriciteitsverbruik zich de afgelopen jaren doorzetten. Zo stijgt het elektriciteitsverbruik bij huishoudens. Tegelijkertijd zien we dat het gasverbruik bij woningen daalt. Bij het zakelijk verbruik zien we juist het omgekeerde: een stijging van het gasverbruik en een daling van het elektriciteitsverbruik. Onder andere vanwege privacy kan er niet gedetailleerder naar deze gegevens worden gekeken, waardoor, bijvoorbeeld, een vergelijking tussen huishoudens en bedrijven niet één op
één te maken is.

9. Kan het college meer inzicht geven in het zakelijke gasgebruik, dat de belangrijkste oorzaak is van de stijging van het energiegebruik? Zo nee, waarom niet?

Nee dit kunnen we niet omdat deze gegevens niet structureel op gedetailleerd niveau beschikbaar zijn of worden gesteld, onder andere vanwege de bescherming van zakelijke gegevens. We rapporteren in het duurzaamheidsverslag daarom op hoofdlijnen. . In 2015 was het aardgasverbruik van bedrijven en instellingen laag vergeleken met de jaren 2016 en 2017. Mogelijke verklaringen kunnen liggen in het feit dat een aantal zakelijke gebruikers in 2015 grootschalige onderhoud aan installaties hebben gepleegd of buiten bedrijf zijn geweest. Deze informatie in niet bekend bij de gemeente.

10. Is bekend hoeveel CO2- en energiebesparing de energieambassadeurs hebben opgeleverd? Hoe beoordeelt het college de impact van deze energieambassadeurs?

Nee, dat is niet bekend. De energieambassadeurs leveren een bijdrage in de bewustwording van bewoners in hun energiegebruik en helpen bewoners met hun eerste stappen om energie te besparen. Om het effect van de energieambassadeurs te meten zou per individuele deelnemer moeten worden gemeten energiemaatregelen er zijn getroffen, welke besparing dit oplevert en dit zou een aantal jaren moeten worden voortgezet. . Ten aanzien van het doel dat we nastreven met de inzet van de energieambassadeurs (bewustwording) staat dit niet in verhouding met de inspanning die voor het bovenhalen van deze resultaten zou moeten worden ingezet. We monitoren wel het wel het aantal energieambassadeurs. Dat zijn er momenteel 99 zoals ook opgenomen in de verantwoording Energietransitie: jaarstukken 2018.

11. Hoeveel energieadviezen zijn ingewonnen bij Softenergy? Kan het college inzicht geven in hoeveel bedrijven de adviezen daadwerkelijk hebben doorgevoerd en met welk resultaat?

Softenergy is ingehuurd voor de versnelling van zon op bedrijfsdaken, waarbij de volgende resultaten zijn behaald: 175 locaties zijn in behandeling genomen, bij 30 locaties (17%) zijn zonnepanelen geplaatst, bij 54 locaties (31%) loopt het onderzoek nog en 89 locaties (51%) zijn afgevallen. Bij 1% is de status onduidelijk of staat het project in de wacht. De redenen waarom locaties afvallen zijn divers; zo blijken dakconstructies niet geschikt voor zonnepanelen, is het financieel rendement te laag volgens het bedrijf of zijn er andere prioriteiten in de bedrijfsvoering gekomen.

12. Hoe beoordeelt het college de maatregelen die genomen zijn op basis van de energieadviezen? Voorziet het college verbeteringen om de energietransitie in het bedrijfsleven te versnellen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

De energieadviezen richten zich specifiek op de versnelling van zon op bedrijfsdaken. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 11 valt bijna de helft van de locaties vanwege diverse redenen af. Een aantal bedrijven plaatst op eigen initiatief alsnog zonnepanelen. In de aanpak Zon op dak (najaar 2019) komen we terug op maatregelen die we gaan nemen om tot een verdere versnelling van zon op bedrijfsdaken te komen.

Naast deze specifieke maatregel zetten we al een aantal jaren in op het stimuleren van bedrijven om energiebesparende maatregelen te nemen. Zo hebben we convenanten gesloten met diverse sectoren (bijvoorbeeld zorgconvenant) om het nemen van energiemaatregelen te stimuleren en is er een groen register voor bedrijven die een stapje extra doen als het gaat om duurzaamheid. Daarnaast zetten we ook actief in op toezicht en handhaving van de verplichte energiemaatregelen bij bedrijven.

13. Kan het college de stijging in het aantal zonnepanelen uitsplitsen naar de aantallen op huur-, koophuizen, eigen vastgoed en bedrijfsgebouwen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe beoordeelt het college deze verschillende aandelen?

Voorheen waren de monitoringcijfers over het aandeel zon op dak gebaseerd op de cijfers van de Klimaatmonitor. De gegevens uit de Klimaatmonitor (opgesteld zonvermogen) die jaarlijks worden geactualiseerd, werden met een aantal aannames over hoeveelheid opgewekte elektriciteit per paneel en een inschatting van het aantal zonnepanelen per dak ingeschat. Een onderverdeling zoals gevraagd is op basis van deze methode niet mogelijk.

Vanaf 2020 hanteren we een nieuwe methode die is gebaseerd op luchtfoto’s om de voortgang van de coalitie ambitie zon op dak te meten. Deze is preciezer en biedt de kans om te worden doorontwikkeld naar een meting op het gevraagde doelgroepen niveau. Overigens bleken de resultaten tussen de oude gehanteerde en nieuwe methode geen groot significant verschil over het aandeel zon op daken op te leveren.

In het najaar 2019 verschijnt de aanpak Zon op Dak. Hierin wordt de voortgang op de ambitie uit het coalitieakkoord (20% zon op dak in 2025) en de maatregelen voor de versnelling zon op dak in beeld gebracht (toezegging 18/T288). Ook maken we in deze aanpak een onderscheid in de voortgang in de diverse doelgroepen. We zijn bereid om in het nieuwe Duurzaamheidsverslag en/of voortgangsrapportage Energie in de stad deze resultaten van de verschillende doelgroepen jaarlijks te presenteren.

Wat betreft duurzame inkoop hebben we de volgende vragen:

14. Kan het college inzichtelijk maken wat de verhoudingen zijn tussen de inkoop van biologisch en gangbaar groen (uitgesplitst naar bollen, boeketten, zaden en planten, conform Motie 138/2016), en van de eventuele duurzame tussenvorm zoals de Milieukeur? Zo nee, waarom niet en als die cijfers er niet zijn, kan het college toezeggen per ommegaande de cijfers wel bij te houden?

Exacte cijfers over de inkoop en daadwerkelijke levering van biologisch groen zijn op dit moment niet beschikbaar. Bestekken van het groen dat wordt ingekocht zijn al een aantal jaren oud en daarin is niet expliciet opgenomen dat leveranciers rapportages hierover moeten aanleveren. Groen wordt tevens sinds 1,5 jaar niet meer centraal besteld op het gevraagde detailniveau. Daardoor is er geen centraal inzicht wat en onder welke condities wordt besteld. We streven er naar om na nieuwe aanbestedingen voor groen wel bij te kunnen houden welke producten worden geleverd volgens de door ons gevraagde milieu- en duurzaamheidseisen. Het hier gevraagde diepere detailniveau, uitgesplitst naar bollen,
boeketten, zaden en planten, is daarbij echter niet haalbaar zonder extra personele inzet, waar we niet voor gekozen wordt ihkv opleveren van deze informatie. Bij aanbestedingen hanteert Utrecht een drietrapsmethode met drie ambitieniveaus voor maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI). Voor de inkoopcategorie ‘groen’ besteden we aan op het hoogste ambitieniveau, waarbij we streven naar een zo hoog mogelijk percentage biologisch groen, passend bij het beschikbare aanbod en conform Motie 138/2016.

15. Op pagina 12 staat: “Daarnaast is de helft van het aanbod in de gemeentelijke kantines vegetarisch.” Feitelijk gaat het hierbij ook om de raadsbuffetten, bijeenkomsten van de raad/de gemeente en de hapjes die worden geserveerd tijdens raadsvergaderingen, dus deze tekst is niet volledig. Ook niet omdat Motie 102/2017 verzoekt om minimaal 50% vega(n), dus ook plantaardig eten, zoals ook in de kop ‘Plantaardige in plaats van dierlijke eiwitten’ in het Duurzaamheidsverslag wordt aangegeven. Kan het college deze passage aanpassen naar hoe het daadwerkelijk is, zodat de feitelijke situatie goed weergegeven wordt in het Duurzaamheidsverslag?

In het Duurzaamheidsverslag wordt inderdaad als voorbeeld gesproken over het aanbod in de kantines maar ook de lunches en overige banqueting (borrels, buffetten, hapjes etc.) is minimaal 50% vega(n) . De lunches zijn standaard 100% vega(n) maar kunnen op verzoek van de aanvrager worden aangevuld met vlees/vis (maximaal 50% van de lunch). Op dit moment maakt de leverancier daarbij geen onderscheid tussen een vegetarische of veganistische aanbod. Voor de bedrijfsrestaurants geldt dat indien gekeken wordt naar het aanbod vleeswaren/kaas en het wisselende weekmenu dit aanbod voor de helft vegetarisch is. Indien je kijkt naar het gehele aanbod inclusief dranken en brood, valt dit percentage hoger uit. In volgend duurzaamheidsverslag zullen we deze situatie accurater weer te geven.

Tot slot hebben we de volgende vragen over diervriendelijk bouwen:

16.Wat is op dit moment de stand van zaken over het incorporeren van eisen met betrekking tot diervriendelijk bouwen in de landelijke duurzaamheidsinstrumenten zoals BREEAM en GPR? Wat is de inzet van het college hierop geweest in het afgelopen jaar?

De ontwikkelaars van de duurzaamheidsinstrumenten zijn bekend met onze wens hier diervriendelijk bouwen in te incorporeren. De ontwikkelaars geven aan dat het doorontwikkelen van de instrumenten tijd kost en een update op zijn vroegst volgend jaar zal verschijnen. Naar verwachting zal bijv. GPR Gebouw 5 nog minstens een jaar in ontwikkeling zijn. We zijn periodiek in gesprek met de ontwikkelaars omtrent de stand van zaken.

17. Zijn er inmiddels voorbeelden (zoals ook in Schriftelijke Vragen 25/2019 vraag 10 werd gevraagd), van tenders, EMVI’s en/of anterieure overeenkomsten, waarbij lokale ecologische eisen zijn gesteld en deelnemers een minimale score moeten halen wat betreft maatregelen voor dieren? Zo nee, waarom niet?

Ja. Diervriendelijk bouwen wordt expliciet bij de tenders uitgevraagd met een set maatregelen als minimumeis (er zijn nu zo’n 5 tenders waarbij deze eis specifiek wordt meegenomen, en ook in de aankomende tenders zal dit meegenomen worden). Daarboven kunnen partijen zich via het selectiecriterium diervriendelijk bouwen onderscheiden door op dit onderdeel extra inzet te leveren. We werken nu ruim een half jaar op deze wijze maar gezien de doorlooptijd van bouwprojecten zijn er nog geen voorbeelden in de stad waarbij de uitkomst van de uitvraag zichtbaar is.

Eva van Esch, Partij voor de Dieren
Maarten van Heuven, Partij voor de Dieren