Schrif­te­lijke vragen Varia­setje open­staande vragen II en enkele nieuwe vragen


Indiendatum: 16 dec. 2020

Schriftelijke vragen 287/2020

De Partij voor de Dieren is aan het ‘opruimen’ geslagen zo vlak voor het Kerstreces en bundelt een reeks losse en openstaande vragen in een variaset, zoals we ook al voor het Zomerreces deden. Ook stelt de PvdD een aantal nieuwe vragen:

Openstaande vragen

Olielek Merwedekanaal
In augustus 2020 lekte er olie in het Merwedekanaal. (Ark)bewoners gaven via Twitter aan dat watervogels hierdoor in de problemen kwamen. Hoewel Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden hiermee aan de slag ging en ook de eindverantwoordelijkheid draagt, denkt de Partij voor de Dieren dat de gemeente hier wel degelijk een rol in kan spelen.

1. Als het om een illegale lozing olie of andere schadelijke middelen in het riool gaat, is de gemeente wettelijk gezien toch degene die verantwoordelijk is qua grondgebied? Zo nee, waarom niet en wie dan wel?

2. Heeft de gemeente onderzoek gedaan naar/gaat de gemeente nog onderzoek doen naar hoe en waar de dumping is gebeurd? Zo nee, waarom niet?

3. Het gaat volgens de gemeente om een riooloverstort, die de dumping van de olie helaas in het Merwedekanaal liet terechtkomen. Dat is toch (ook) de verantwoordelijkheid van de gemeente? Zo nee, waarom niet en wie dan wel?

A. Wat kan de gemeente doen om dit soort stortingen te voorkomen en/of tegen te houden dat het in wateren terechtkomt?

B. Worden er bijvoorbeeld steekproeven gedaan in riolen voordat er een riooloverstort plaatsvindt of dreigt plaats te vinden? Zo nee, waarom niet?

4. Wat is de rol van de gemeente bij dit soort incidenten, al dan niet in samenwerking met het waterschap?

A. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als kades en oevers ook besmeurd raken met olie en/of andere schadelijke middelen? Die zijn meestal wel van de gemeente.

B. Wat kan de gemeente in dit soort gevallen voor de dieren doen?

Handboek Openbare Ruimte
In december 2019 stelde de Partij voor de Dieren schriftelijke vragen 275/2020 over lichtvervuiling in Utrecht. Op vraag 16 (“In hoeverre pleit het college er bij nieuwe bestemmingsplannen voor dat gebouwen, verblijfplaatsen van dieren, bomen en ander groen niet meer worden aangelicht?”) kregen we de volgende toezegging:

(…) We gaan onderzoeken of bij een volgende actualiseringsslag van de HOR een regel kan worden opgenomen waarin er voordat een gebouw of brug aangelicht kan worden een onderzoek moet worden gedaan naar de aanwezigheid van diervriendelijke maatregelen aan het gebouw. (…)

5. Wij zijn benieuwd wanneer er weer een nieuwe versie komt van het Handboek Openbare Ruimte en hoe de bovenstaande toezegging hierin opgenomen wordt. Kan het college ons hierover informeren? Zo nee, waarom niet?

Geluidsoverlast bedrijven melden
In juli 2020 was er ‘s nachts een hard bromgeluid te horen in Zuilen, afkomstig van bedrijventerrein Lage Weide. Toen wij dit wilden melden via https://utrecht.slimmelden.nl, konden wij kiezen uit geluidsoverlast van horeca en terrassen, evenementen, winkels en dierenoverlast (op dit moment is de optie ‘evenementen’ uitgeschakeld, naar verwachting vanwege corona). Het lijkt de PvdD logisch als mensen ook geluidsoverlast kunnen melden van bedrijven en industrie, en ook van verkeer.

6. Is het college bereid om op korte termijn ook ‘bedrijven en industrie’ en ‘verkeer’ op te nemen in de lijst van oorzaken van geluidsoverlast? Zo nee, waarom niet?

Schuilstallen
Naar aanleiding van de antwoorden op schriftelijke vragen 156/2020 stelde de Partij voor de Dieren via ambtenaren aanvullende vragen over schuilstallen. In het antwoord op vraag 5 staat: “De Wet Dieren schrijft voor dat dieren toegang moeten hebben tot o.a. voer, water en schaduw. Als gemeente zijn we hierin geen bevoegd gezag/handhavende partij.” De PvdD heeft altijd begrepen dat gemeenten vergunningen toestaan of afwijzen voor schuilstallen (dus misschien niet handhaven als dieren niet beschut staan, maar wel het bouwen toestaan). Zie ook https://utrechtgemeente.partijvoordedieren.nl/moties/amendement-schuilstallen-voor-dieren. De vorige wethouder Dierenwelzijn zei op dit amendement dat als er problemen met schuilstallen in Utrecht zijn, hij er serieus naar zou kijken. Het gaat om mensen die schuilstallen willen neerzetten en hierbij tegen beleid van de gemeente aanlopen (bijvoorbeeld rond ‘verrommeling’ van het landschap).

Eerder schreef onze provinciale afdeling alle gemeenten in de provincie over hun schuilstallenbeleid. Er werd bevestigd dat gemeenten inderdaad dat beleid bepalen. Onder meer in Polder Rijnenburg stonden veel paarden de afgelopen zomer in de brandende zon zonder enige beschutting.

7. Kan het college de PvdD uitleggen hoe dit zit: wie is er nu verantwoordelijk voor het toestemming verlenen voor het neerzetten van schuilstallen, en wie houdt er toezicht op die stallen en op dieren die juist géén schuilstallen hebben in zeer warme en zeer koude perioden?

8. Is het college het met de Partij voor de Dieren eens dat alle dieren die buiten leven in een wei beschutting zouden moeten hebben tegen zeer warm en zeer koud weer, en harde neerslag en wind? Zo nee, waarom niet?

9. Als er een schuilstal zou staan en de gemeente vindt deze inderdaad een ‘verrommeling’ van het landschap, wie gaat hier dan wettelijk gezien over?

10. Indien de gemeente gaat over de beslissing dat ‘verrommeling’ van het landschap niet kan, is het college bereid om wat betreft schuilstallen coulant(er) op te treden en de dieren hun schuilplaats te gunnen (‘dierenwelzijn voor esthetiek’), of anders te helpen met een betere schuilstal? Zo nee, waarom niet?

11. Is het college bereid zich in welke vorm dan ook in te spannen om alle dieren die in de wei staan beschutting te geven tegen zeer warm en zeer koud weer, en harde neerslag en wind? Zo nee, waarom niet?

Nieuwe vragen

Rattenvallen EKO 1000 (vervolgvragen op schriftelijke vragen 161/2020)
Uit de beantwoording van schriftelijke vragen 161/2020 blijkt dat het college niet uitsluit dat ze de EKO 1000 ratten- en muizenval mogelijk weer gaat inzetten in de toekomst.

12. Waarom sluit het college dit niet uit? Is het college ermee bekend dat de EKO 1000 tot een heel ellendige dood van ratten en muizen leidt en is het college met ons eens dat we deze vallen nu niet, en nooit niet, moeten inzetten?

Het Ministerie van LNV bevestigde onlangs dat de EKOFIX100 vloeistof (een soort gif om de ratten en muizen te ‘verdoven’ terwijl ze verdrinken) in onder meer EKO 1000 niet gebruikt mag worden, omdat de Ctgb hier geen toelating voor verleend heeft. In de Aanpak Plaagdierbestrijding Ratten geeft het college aan dat ratten niet onnodig mogen lijden, mochten ze in het uiterste geval gedood worden. Verdrinking in de EKO 1000 vallen zonder gif is echter óók een enorme en bovendien een enorm lange lijdensweg en dit strookt niet met wat het college zegt over het belang dat zij hecht aan dierenwelzijn. Het gaat dus om een illegale activiteit, zowel in het geval er wél gif wordt gebruikt als in het geval ratten (en muizen) langdurig strijden voor hun leven in deze verdrinkingsvallen.

13. Hoe is de besluitvorming rond het installeren van de EKO 1000 in het Julianapark en elders in de gemeente verlopen?

A. Was toen al bekend dat er geen gebruik gemaakt mocht worden van de EKOFIX100 vloeistof?

B. Zo ja, waarom heeft het college dan toch voor deze dieronvriendelijke verdrinkingsvallen gekozen?

14. Is het college het met de PvdD eens dat de EKO 1000 hoe dan ook een zeer dieronvriendelijke val is? Zo nee, waarom niet?

15. Is het college bereid om geen nieuwe (of tweedehands) EKO 1000 vallen aan te schaffen en ook de huidige EKO 1000 vallen overal in de stad te verwijderen? Zo nee, waarom niet?

Maarten van Heuven, Partij voor de Dieren

Indiendatum: 16 dec. 2020
Antwoorddatum: 19 jan. 2021

Schriftelijke vragen 287/2020

De Partij voor de Dieren is aan het ‘opruimen’ geslagen zo vlak voor het Kerstreces en bundelt een reeks losse en openstaande vragen in een variaset, zoals we ook al voor het Zomerreces deden. Ook stelt de PvdD een aantal nieuwe vragen:

Openstaande vragen

Olielek Merwedekanaal
In augustus 2020 lekte er olie in het Merwedekanaal. (Ark)bewoners gaven via Twitter aan dat watervogels hierdoor in de problemen kwamen. Hoewel Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden hiermee aan de slag ging en ook de eindverantwoordelijkheid draagt, denkt de Partij voor de Dieren dat de gemeente hier wel degelijk een rol in kan spelen.

1. Als het om een illegale lozing olie of andere schadelijke middelen in het riool gaat, is de gemeente wettelijk gezien toch degene die verantwoordelijk is qua grondgebied? Zo nee, waarom niet en wie dan wel?

Ja, de gemeente is bevoegd gezag voor lozingen op het openbaar riool binnen de gemeentegrenzen.

2. Heeft de gemeente onderzoek gedaan naar/gaat de gemeente nog onderzoek doen naar hoe en waar de dumping is gebeurd? Zo nee, waarom niet?

Ja, onze onderhoudsaannemer heeft naar aanleiding van het incident in het Merwedekanaal op 22 en 23 september 2020 het openbaar hemelwaterstelsel onderzocht en gereinigd. De reiniging heeft plaatsgevonden in de Overijssellaan, de Eendrachtlaan en de Vliegend Hertlaan. Er is in een ruim gebied gereinigd omdat, door de soortelijke eigenschappen van olie, dit zich makkelijk in een hemelwaterstelsel verspreid. Op basis van de oliecomponenten die zijn waargenomen in het hemelwaterstelsel hebben wij het bedrijf achterhaald waar de vermoedelijke lozing heeft plaatsgevonden. Vervolgens heeft het milieutoezicht zowel in oktober als november een bezoek gebracht aan het betreffende bedrijf.

Bij het tweede bezoek op 5 november 2020 is door vertegenwoordigers van het bedrijf een verklaring gegeven over een calamiteit die zich in juni 2020 binnen het bedrijf heeft voorgedaan. Uit de verklaring blijkt dat er een olielozing is geweest vanuit een overloopleiding op het dak van een tank voor afgewerkte olie. De overloopleiding dient als noodvoorziening wanneer de tank, waarin afgewerkte olie wordt opgeslagen, vol is. Hoewel het systeem wordt beveiligd door een veiligheidssysteem met signalering, is er vanuit het bedrijf op dat moment niet adequaat ingegrepen waardoor een substantiële hoeveelheid olie (ca. 200 à 250 liter) op het dak terecht is gekomen en vervolgens via de regenpijpen in het openbaar hemelwaterstelsel is geloosd. Omdat dit stelsel wettelijk uitsluitend is bedoeld voor hemelwater was sprake van een milieuovertreding. Het bedrijf had dit incident toen moeten melden, maar heeft dit nagelaten.

Milieutoezicht werkt momenteel aan haar eindrapport over de zaak, ook omdat er bij de bezoeken aan het bedrijf nog meer milieuovertredingen zijn waargenomen. Daarnaast is de zaak doorgespeeld naar de milieupolitie en wordt er een schadeclaim ingediend. Het bedrijf gaat op korte termijn de olieafscheider vervangen. Het hemelwaterstelsel op het bedrijventerrein is zo ontworpen dat het eerste deel van de neerslag wordt verpompt richting de rioolwaterzuivering. Dit om lozing van het eerst afstromende hemelwater dat meestal het meest verontreinigd is, op het oppervlaktewater te voorkomen. Pas bij grotere buien loost het hemelwaterstelstel via een riooloverstort (overloopput) op het Merwedekanaal. Dit verklaart waarom het incident van eind juni pas half augustus leidde tot een lozing op het Merwedekanaal. Op 16 augustus regende het hevig (dagsom KNMI 30 mm), waardoor de nog aanwezige olie in het hemelwaterstelsel alsnog op het Merwedekanaal terecht kwam en voor de verontreiniging zorgde.

3. Het gaat volgens de gemeente om een riooloverstort, die de dumping van de olie helaas in het Merwedekanaal liet terechtkomen. Dat is toch (ook) de verantwoordelijkheid van de gemeente? Zo nee, waarom niet en wie dan wel?

Ja, de gemeente is verantwoordelijk voor lozingen uit de openbare riolering op het oppervlaktewater.

A. Wat kan de gemeente doen om dit soort stortingen te voorkomen en/of tegen te houden dat het in wateren terechtkomt?

Allereerst schrijven wij maatregelen voor die ervoor zorgen dat stoffen die de werking van de riolering aantasten niet op het openbaar riool worden geloosd. In dit geval gaat het om het verplicht lozen van afvalwater via een olieafscheider. Daarnaast hebben wij op de meeste
bedrijventerreinen het hemelwaterstelsel zo ontworpen dat het eerste deel van het hemelwater altijd wordt afgevangen en verpompt naar de rioolwaterzuivering. Pas bij grotere buien (> 5 mm) vindt lozing op het oppervlaktewater plaats. Dat heeft in dit geval een nog veel grotere verontreiniging voorkomen.

B. Worden er bijvoorbeeld steekproeven gedaan in riolen voordat er een riooloverstort plaatsvindt of dreigt plaats te vinden? Zo nee, waarom niet?

Nee, wij doen geen preventieve steekproeven naar de kwaliteit van het rioolwater in onze
rioolstelsels, tenzij daar een duidelijke aanleiding voor is. Het gemeentelijke rioolstelsel is
dusdanig groot (circa 1.300 km) en het aantal incidenten als deze zo gering dat de benodigde inspanning om via preventieve steekproeven in het openbaar riool een illegale lozing te achterhalen, niet opweegt tegen de winst die hiermee behaald kan worden.

4. Wat is de rol van de gemeente bij dit soort incidenten, al dan niet in samenwerking met het waterschap?

De gemeente is bevoegd gezag voor lozingen op de openbare riolering en eigenaar en beheerder van de openbare riolering. Bij lozingen vanuit de openbare riolering op oppervlaktewater zal het waterschap dus als eerste de gemeente aanspreken, wat in dit geval ook is gebeurd. Vervolgens is het aan de gemeente om de lozer te achterhalen en handhavend op te treden.

A. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als kades en oevers ook besmeurd raken met olie en/of andere schadelijke middelen? Die zijn meestal wel van de gemeente.

Het waterschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) is waterkwaliteitsbeheerder van het Merwedekanaal en heeft vanuit die functie de olieverontreiniging op het oppervlaktewater opgeruimd. Zou de olie ook op de oever terecht zijn gekomen, dan hadden HDSR en de eigenaar/beheerder van de oever onderling afspraken gemaakt over het schoonmaken van de oevers. In het geval het Merwedekanaal was Rijkswaterstaat eigenaar van de oever en was die partij erbij betrokken. In de meeste gevallen is de gemeente eigenaar/beheerder van de openbare oevers.

B. Wat kan de gemeente in dit soort gevallen voor de dieren doen?

Wanneer er dieren in de problemen komen, kunnen deze dieren opgehaald worden door de
Dierenambulance. De (water)vogels worden rechtstreeks naar de Vogelopvang gebracht waar ze worden schoongemaakt, en waar ze kunnen herstellen voordat ze weer worden uitgezet in de natuur. In deze tijd met de vogelgriep kunnen er vervoers- en opvangbeperkingen ontstaan; dit wordt per geval bekeken.

Handboek Openbare Ruimte
In december 2019 stelde de Partij voor de Dieren schriftelijke vragen 275/2020 over lichtvervuiling in Utrecht. Op vraag 16 (“In hoeverre pleit het college er bij nieuwe bestemmingsplannen voor dat gebouwen, verblijfplaatsen van dieren, bomen en ander groen niet meer worden aangelicht?”) kregen we de volgende toezegging:

(…) We gaan onderzoeken of bij een volgende actualiseringsslag van de HOR een regel kan worden opgenomen waarin er voordat een gebouw of brug aangelicht kan worden een onderzoek moet worden gedaan naar de aanwezigheid van diervriendelijke maatregelen aan het gebouw. (…)

5. Wij zijn benieuwd wanneer er weer een nieuwe versie komt van het Handboek Openbare Ruimte en hoe de bovenstaande toezegging hierin opgenomen wordt. Kan het college ons hierover informeren? Zo nee, waarom niet?

In 2020 hebben we een aantal kleine aanpassingen in het Handboek voor Openbare Ruimte (HOR) doorgevoerd. Daarbij is regel 290 uitgebreid zodat deze nu luidt: ‘Schijnwerpers ten behoeve van aanstralingen van gevels en/of objecten moeten worden aangesloten op de avondader. Aanlichting van gebouwen moet met zo min mogelijk opwaarts gericht licht gebeuren. En zo min mogelijke uitstraling naast het gebouw.’ We verwachten daarmee al deels rekening te houden met eventuele gebouwbewonende soorten in en rondom het aangelichte gebouw. Bij de actualisatie van het Handboek Openbare Ruimte nemen we een concretere maatregel op over de aanwezigheid van diervriendelijke maatregelen. Over de actualisatie van het HOR wordt u separaat geïnformeerd.

Geluidsoverlast bedrijven melden
In juli 2020 was er ‘s nachts een hard bromgeluid te horen in Zuilen, afkomstig van bedrijventerrein Lage Weide. Toen wij dit wilden melden via https://utrecht.slimmelden.nl, konden wij kiezen uit geluidsoverlast van horeca en terrassen, evenementen, winkels en dierenoverlast (op dit moment is de optie ‘evenementen’ uitgeschakeld, naar verwachting vanwege corona). Het lijkt de PvdD logisch als mensen ook geluidsoverlast kunnen melden van bedrijven en industrie, en ook van verkeer.

6. Is het college bereid om op korte termijn ook ‘bedrijven en industrie’ en ‘verkeer’ op te nemen in de lijst van oorzaken van geluidsoverlast? Zo nee, waarom niet?

Binnen de applicatie “slim melden” is het nu reeds mogelijk om geluidsoverlast te melden afkomstig van bedrijven of verkeer. Meer specifiek: het is mogelijk om de categorie “verkeer” te kiezen, daarnaast kan voor de categorie “milieu” en dan “overlast bedrijven” en daarna “geluid” gekozen worden.

Schuilstallen
Naar aanleiding van de antwoorden op schriftelijke vragen 156/2020 stelde de Partij voor de Dieren via ambtenaren aanvullende vragen over schuilstallen. In het antwoord op vraag 5 staat: “De Wet Dieren schrijft voor dat dieren toegang moeten hebben tot o.a. voer, water en schaduw. Als gemeente zijn we hierin geen bevoegd gezag/handhavende partij.” De PvdD heeft altijd begrepen dat gemeenten vergunningen toestaan of afwijzen voor schuilstallen (dus misschien niet handhaven als dieren niet beschut staan, maar wel het bouwen toestaan). Zie ook https://utrechtgemeente.partijvoordedieren.nl/moties/amendement-schuilstallen-voor-dieren. De vorige wethouder Dierenwelzijn zei op dit amendement dat als er problemen met schuilstallen in Utrecht zijn, hij er serieus naar zou kijken. Het gaat om mensen die schuilstallen willen neerzetten en hierbij tegen beleid van de gemeente aanlopen (bijvoorbeeld rond ‘verrommeling’ van het landschap).

Eerder schreef onze provinciale afdeling alle gemeenten in de provincie over hun schuilstallenbeleid. Er werd bevestigd dat gemeenten inderdaad dat beleid bepalen. Onder meer in Polder Rijnenburg stonden veel paarden de afgelopen zomer in de brandende zon zonder enige beschutting.

7. Kan het college de PvdD uitleggen hoe dit zit: wie is er nu verantwoordelijk voor het toestemming verlenen voor het neerzetten van schuilstallen, en wie houdt er toezicht op die stallen en op dieren die juist géén schuilstallen hebben in zeer warme en zeer koude perioden?

Als een aanvraag binnen het bestemmingsplan past, dan moeten wij de gevraagde vergunning verlenen (als de aanvraag ook aan de overige wettelijk vereisten voldoet). Als een schuilstal niet binnen het bestemmingsplan past, dan wordt er beoordeeld of er voor de bouw van de stal afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Bij een dergelijke ruimtelijke beoordeling kijkt de gemeente naar het gebruik/de functie, de locatie en het volume. Het kan ook zijn dat het gebied een beschermde waarde heeft, zoals beschermd stads- of dorpsgezicht, archeologie of ecologische hoofdstructuur. Dit wordt ook meegenomen in de beoordeling. Als gemeente houden we geen toezicht op de schuilstallen en handhaven we ook niet als er geen schuilstallen staan. Het bevoegd gezag hiervoor ligt bij de politie. Meldingen over de wet Dieren kunnen gedaan worden via ‘Meldpunt 144 Red een dier’.

8. Is het college het met de Partij voor de Dieren eens dat alle dieren die buiten leven in een wei beschutting zouden moeten hebben tegen zeer warm en zeer koud weer, en harde neerslag en wind? Zo nee, waarom niet?

De gemeente heeft geen mogelijkheid om dit te verplichten. De eigenaar van de dieren draagt de verantwoording voor het aanvragen van een vergunning voor een schuilstal of het inzetten van begroeiing als schuilmogelijkheid.

9. Als er een schuilstal zou staan en de gemeente vindt deze inderdaad een ‘verrommeling’ van het landschap, wie gaat hier dan wettelijk gezien over?

Als de stal er overeenkomstig de vergunning staat, dan kan de gemeente geen actie ondernemen op mogelijke verrommeling. De eigenaar is verantwoordelijk voor (de bouwkundige staat van) zijn eigen stallen.

10. Indien de gemeente gaat over de beslissing dat ‘verrommeling’ van het landschap niet kan, is het college bereid om wat betreft schuilstallen coulant(er) op te treden en de dieren hun schuilplaats te gunnen (‘dierenwelzijn voor esthetiek’), of anders te helpen met een betere schuilstal? Zo nee, waarom niet?

Vanuit de gemeente wordt er bij de beoordeling daar waar mogelijk meegedacht. Er worden niet veel vergunningen voor schuilstallen aangevraagd. Ook komt het in de praktijk nauwelijks voor dat aanvragen voor schuilstallen afgewezen wordt i.v.m. verrommeling van het landschap.

11. Is het college bereid zich in welke vorm dan ook in te spannen om alle dieren die in de wei staan beschutting te geven tegen zeer warm en zeer koud weer, en harde neerslag en wind? Zo nee, waarom niet?

De gemeente is bereid om bij de vergunningaanvraag mee te denken wanneer het plaatsen van een schuilstal niet mogelijk is, bijvoorbeeld door de inzet van begroeiing als schuilmogelijkheid.

Nieuwe vragen

Rattenvallen EKO 1000 (vervolgvragen op schriftelijke vragen 161/2020)
Uit de beantwoording van schriftelijke vragen 161/2020 blijkt dat het college niet uitsluit dat ze de EKO 1000 ratten- en muizenval mogelijk weer gaat inzetten in de toekomst.

12. Waarom sluit het college dit niet uit? Is het college ermee bekend dat de EKO 1000 tot een heel ellendige dood van ratten en muizen leidt en is het college met ons eens dat we deze vallen nu niet, en nooit niet, moeten inzetten?

Bij brief van 30 oktober 2019 hebben wij u geïnformeerd over de door ons vastgestelde aanpak plaagdierbeheersing: ratten. Conform die aanpak hanteren wij de Integrated Pest Management - methode (IPM) bij de beheersing van de rattenpopulatie. Hierbij zetten we vooral in op preventieve maatregelen: voorlichting en maatregelen om bronoorzaken aan te pakken, zoals het wegnemen van voedselbronnen en schuil- en nestplaatsen van ratten. Hierbij kan gelijktijdig of opvolgend gebruik gemaakt worden van bijvoorbeeld klemvallen of kastvallen (in ons geval de EKO1000). Alleen in het uiterste geval, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een risico voor de volksgezondheid, kan gif ingezet worden.

In de EKO1000 wordt gebruik gemaakt van het bedwelmingsmiddel EKOFIX100. In november 2020 werd uit de beantwoording van Kamervragen duidelijk dat voor dit middel door de producent ten onrechte geen aanvraag is gedaan bij het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft aan de Wageningen University & Research (WUR) opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de effectiviteit en welzijnsvriendelijkheid van kastvallen zoals de EKO1000. De eindrapportage van het onderzoek wordt naar verwachting in het vierde kwartaal van 2021 opgeleverd. Zolang de resultaten van het onderzoek niet bekend zijn, en het middel EKOFIX100 niet toegelaten is door het Ctgb, zullen wij de EKO1000 niet inzetten bij de beheersing van ratten.

Het Ministerie van LNV bevestigde onlangs dat de EKOFIX100 vloeistof (een soort gif om de ratten en muizen te ‘verdoven’ terwijl ze verdrinken) in onder meer EKO 1000 niet gebruikt mag worden, omdat de Ctgb hier geen toelating voor verleend heeft. In de Aanpak Plaagdierbestrijding Ratten geeft het college aan dat ratten niet onnodig mogen lijden, mochten ze in het uiterste geval gedood worden. Verdrinking in de EKO 1000 vallen zonder gif is echter óók een enorme en bovendien een enorm lange lijdensweg en dit strookt niet met wat het college zegt over het belang dat zij hecht aan dierenwelzijn. Het gaat dus om een illegale activiteit, zowel in het geval er wél gif wordt gebruikt als in het geval ratten (en muizen) langdurig strijden voor hun leven in deze verdrinkingsvallen.

13. Hoe is de besluitvorming rond het installeren van de EKO 1000 in het Julianapark en elders in de gemeente verlopen?

Zie hieronder

A. Was toen al bekend dat er geen gebruik gemaakt mocht worden van de EKOFIX100 vloeistof?

Zie hieronder

B. Zo ja, waarom heeft het college dan toch voor deze dieronvriendelijke verdrinkingsvallen gekozen?

Tijdens de besluitvorming om in het Julianapark gebruik te maken van de EKO 1000, in het najaar van 2018, waren we niet op de hoogte van het ontbreken van de toelating door het Ctgb van de EKOFIX 100 vloeistof. Ook bij de ingehuurde bestrijder (PCS/Rentokil) en het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) was niet bekend dat de producent van de EKOFIX 100 vloeistof niet over de toelating beschikte of diende te beschikken.

14. Is het college het met de PvdD eens dat de EKO 1000 hoe dan ook een zeer dieronvriendelijke val is? Zo nee, waarom niet?

Elke (dodende) rattenval is in principe dieronvriendelijk, de mate van onnodig lijden is uiteindelijk bepalend. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 12, is er op dit moment (nog) geen wetenschappelijk bewijs beschikbaar dat de EKO 1000 val leidt tot onnodig lijden. Het is goed dat de WUR dit nader gaat onderzoeken voor kastvallen -inclusief EKO1000- bij de bestrijding van muizen en ratten.

15. Is het college bereid om geen nieuwe (of tweedehands) EKO 1000 vallen aan te schaffen en ook de huidige EKO 1000 vallen overal in de stad te verwijderen? Zo nee, waarom niet?

In de beantwoording van de eerdere schriftelijke vragen (SV 161/2020) over dit onderwerp hebben wij al aangegeven dat alle EKO 1000 vallen reeds zijn verwijderd uit de openbare ruimte. Op dit moment staan er alleen nog lege ombouwkasten (zonder rattenval). Deze lege ombouwkasten laten we op korte termijn weghalen. In afwachting van de resultaten van het onderzoek naar de dieronvriendelijkheid en een wettelijk akkoord voor het gebruik van de EKO 1000/EKOFIX 100, zet de gemeente deze vallen niet in.

Maarten van Heuven, Partij voor de Dieren